Oorzaken zwarte ontlasting bij mannen van 20-29 jaar

Bijgewerkt op 7 augustus 2023 door Simpto.nl

Welke oorzaken zijn er?

Hieronder vind je een uitgebreid overzicht van oorzaken van zwarte ontlasting bij mannen in de leeftijdsgroep van 20-29 jaar.

Regelmatig (>10x/jaar)

  • gebruik van ijzertabletten (gebruik van ijzerpreparaten) – 580,8
  • eten van drop (consumptie van drop) – 140,0
  • dunnedarmbloeding – 78,4
  • maagbloeding – 62,4
  • chronische ontsteking van de maag (chronische gastritis) – 42,1
  • ontsteking van de maag door alcoholgebruik (alcoholische gastritis) – 28,6
  • zweer van de dunne darm (ulcus duodeni) – 20,3
  • gebruik van prednisolon (Diadreson-F) – 19,3
  • bloeding uit slokdarmspataderen (oesofagusvaricesbloeding) – 16,6
  • gebruik van loperamide (Imodium) – 16,6
  • gebruik van diclofenac (Voltaren, Cataflam, Arthrotec) – 15,0
  • gebruik van ibuprofen (Brufen) – 14,8
  • bloedende slagader in de maag (dieulafoy-laesie) – 14,7
  • alcoholische leverziekte – 13,7
  • ontsteking van de maag (acute gastritis) – 12,3

Soms (1-10x/jaar)

  • Mallory-Weiss scheurtjes – 8,8
  • gebruik van indometacine (Indocid) – 7,6
  • stress gastritis – 5,5
  • verzuring door alcoholgebruik (alcoholische ketoacidose) – 5,2
  • ziekte van Henoch-Schönlein (IgA vasculitis) – 4,6
  • gebruik van acetylsalicylzuur (Aspirine) – 4,3
  • gaatje in de maag (maagperforatie) – 3,7
  • bloedend divertikel van Meckel – 2,8
  • ziekte van Von Willebrand – type 1 – 2,3
  • verkeerd aangelegd bloedvat in de dunne darm (arterioveneuze malformatie in de dunne darm) – 2,1
  • ijzervergiftiging (acute ijzerintoxicatie) – 2,1
  • ziekte van Rendu-Osler-Weber (hereditaire hemorrhagische teleangiëctasie) – 2,1
  • gastrointestinale stromatumor van de maag (GIST van de maag) – 1,6
  • ziekte van Pfeiffer (mononucleosis infectiosa) – 1,2
  • gebruik van nitrofurantoïne (Furabid / Furadantine) – 1,1
  • ziekte van Lyme (lymeborreliose) – 1,0
  • hoge bloeddruk (essentiële hypertensie) – 1,0

Zelden (<1x/jaar)

  • gebruik van rosuvastatine (Crestor) – 0,9
  • alcoholverslaving (chronisch alcoholisme) – 0,9
  • aanhoudende ontsteking van de alvleesklier (chronische pancreatitis) – 0,9
  • reuma (reumatoïde artritis) – 0,8
  • gebruik van indometacine zetpillen – 0,8
  • gebruik van metronidazol (Flagyl) – 0,8
  • ziekte van Behçet – 0,8
  • gebruik van fluconazol (Diflucan) – 0,8
  • gebruik van mebeverine (Duspatal) – 0,7
  • gastrointestinale stromatumor van de dunne darm (GIST van de dunne darm) – 0,7
  • verminderde doorbloeding van de darmen (acute darmischemie) – 0,7
  • levercirrose – 0,6
  • bloedvergiftiging (sepsis) – 0,6
  • ontsteking van de slokdarm door inname van etsende stoffen (caustische oesofagitis) – 0,6
  • toediening van leuproreline (Eligard, Lucrin) – 0,6
  • slokdarmzweer (ulcus oesofagi) – 0,6
  • afwijkende bloedvaatjes in de dunne darm (angiodysplasie in de dunne darm) – 0,6
  • trombose van de darmader (mesenteriaalvenetrombose) – 0,5
  • gebruik van meloxicam (Movicox) – 0,5
  • ziekte van Von Willebrand – type 2 – 0,5
  • diffuse intravasale stolling – 0,5
  • sarcoïdose – 0,4
  • afwijkend bloedvat in de dikke darm (angiodysplasie in het colon) – 0,4
  • dikkedarmkanker (coloncarcinoom) – 0,4
  • maagzweer (ulcus ventriculi) – 0,4
  • gebruik van prednison – 0,4
  • infectie door parvovirus B19 (parvovirus B19-infectie) – 0,4
  • infectie met het cytomegalovirus (cytomegalie) – 0,4
  • bloedende spataderen in de maag (bloedende fundusvarices) – 0,3
  • maagpoliep – 0,3
  • hemangioom van de dunne darm – 0,3
  • gebruik van glimepiride (Amaryl) – 0,3
  • erfelijke dikkedarmkanker (hereditair non-polyposis colorectaal carcinoom) – 0,3
  • trombose van de miltader (vena lienalis trombose) – 0,2
  • slecht werkende nieren (acute nierinsufficiëntie) – 0,2
  • ziekte van Von Willebrand – type 3 – 0,2
  • ontsteking van het hartzakje (pericarditis) – 0,2
  • tekort aan alfa-1-antitrypsine (alfa-1-antitrypsine deficiëntie) – 0,2
  • auto-immuun gastritis – 0,2
  • uitzaaiingen in de twaalfvingerige darm (metastasen in het duodenum) – 0,2
  • fistel tussen grote lichaamsslagader en dunne darm (aortoduodenale fistel) – 0,2
  • kopervergiftiging (koperintoxicatie) – 0,2
  • toediening van doxorubicine (toediening van doxorubicine) – 0,2
  • fistel tussen grote lichaamsslagader en slokdarm (oesofago-aortale fistel) – 0,2
  • zwarte slokdarm (acute oesofageale necrose) – 0,2
  • gebruik van nabumeton (Mebutan) – 0,2
  • gebruik van vincristine (Oncovin) – 0,2
  • overdosis XTC (ecstasy intoxicatie) – 0,1
  • dengue hemorrhagische koorts – 0,1
  • slokdarmkanker (oesofaguscarcinoom) – 0,1
  • ontsteking van het hartzakje door bacterie (bacteriële pericarditis) – 0,1
  • syfilis (primaire syfilis) – 0,1
  • toediening van nadroparine (Fraxiparine) – 0,1
  • maligne hypertensie – 0,1
  • HIV-infectie – 0,1
  • chronische hepatitis C – 0,1
  • toediening van paclitaxel (Abraxane, Pazenir) – 0,1
  • gebruik van acetazolamide (Diamox) – 0,1
  • hartaanval (myocardinfarct) – 0,1

Zeer zelden (<0,1x/jaar)

  • syndroom van Heyde – 0,08
  • syndroom van Wolff-Parkinson-White – 0,08
  • bijverschijnsel bij kanker (paraneoplastisch syndroom) – 0,08
  • ziekte van Hodgkin (Hodgkin-lymfoom) – 0,08
  • gebruik van fenytoïne (Diphantoïne Z) tabletten – 0,08
  • trombose van de poortader (vena porta trombose) – 0,07
  • gebruik van alendroninezuur (Fosamax) – 0,07
  • gebruik van colchicine – 0,07
  • hantavirus-infectie – 0,07
  • microscopische polyangiitis – 0,07
  • ijzerstapelingsziekte (hemochromatose) – 0,06
  • lymfeklierkanker in de dunne darm (maligne lymfoom van de dunne darm) – 0,05
  • gebruik van leflunomide (Arava) – 0,05
  • gebruik van ticagrelor (Brilique) – 0,05
  • hepatorenaal syndroom – 0,05
  • mixed connective tissue disease – 0,05
  • maagontsteking met vorming van collageen bindweefsel (collagene gastritis) – 0,05
  • gebruik van celecoxib (Celebrex) – 0,05
  • gebruik van abciximab (ReoPro) – 0,05
  • gebruik van clopidogrel (Plavix) – 0,05
  • hemolytische anemie – 0,05
  • ziekte van Werlhof (idiopathische trombocytopenische purpura) – 0,04
  • splijting van de wand van de bovenste darmslagader (dissectie van de A. mesenterica superior) – 0,04
  • afsterven van weefsel in de milt door slechte doorbloeding (miltinfarct) – 0,04
  • ziekte van Lyell (toxische epidermale necrolyse) – 0,04
  • gebruik van acetazolamide (Diamox) tabletten – 0,04
  • kattenkrabziekte – 0,04
  • gebruik van mesalazine (Asacol, Pentasa, Salofalk) – 0,04
  • verhoogde bloeddruk in de longslagader (pulmonale hypertensie) – 0,04
  • gebruik van tiaprofeenzuur (Surgam) – 0,04
  • tekort aan het enzym glucose-6-fosfaat dehydrogenase (G6PD-deficiëntie) – 0,03
  • gebruik van amiodaron (Cordarone) tabletten – 0,03
  • gebruik van sulfasalazine (Salazopyrine) – 0,03
  • toxisch megacolon – 0,03
  • hartaanval van de voorwand van het hart (voorwandinfarct) – 0,03
  • vitamine B1-tekort (thiaminedeficiëntie) – 0,03
  • toediening van bevacizumab (Avastin) – 0,03
  • gebruik van acenocoumarol (Sintrom) – 0,03
  • tekort aan fosfaat in het bloed (hypofosfatemie) – 0,03
  • toediening van acetylsalicylzuur per injectie of infuus – 0,03
  • gastrinoom van de alvleesklier – 0,03
  • syndroom van Guillain-Barré (acute polyradiculopathie van Guillain-Barré) – 0,03
  • SLE (systemische lupus erythematodes) – 0,03
  • hemosuccus pancreaticus – 0,03
  • verhoogde bloeddruk in de poortader (portale hypertensie) – 0,03
  • gebruik van sertraline (Zoloft) – 0,03
  • infectie in het hart (infectieuze endocarditis) – 0,02
  • koolmonoxidevergiftiging (acute koolmonoxideintoxicatie) – 0,02
  • vernauwing van de aortaklep (aortakleptstenose) – 0,02
  • ziekte van Weil (leptospirose) – 0,02
  • duplicatiecyste van de dunne darm – 0,02
  • portal hypertensive gastropathy – 0,02
  • gebruik van mycofenolzuur (Myfortic) – 0,02
  • kanker van de spiertjes in de wand van de dunne darm (leiomyosarcoom van de dunne darm) – 0,02
  • ingeklemde hernia obturatoria – 0,02
  • gebruik van acetazolamide (Diamox) drank (orale suspensie) – 0,02
  • toediening van acetazolamide (Diamox) per injectie of infuus – 0,02
  • boezemflutter (atriumflutter) – 0,02
  • gastritis cystica polyposa – 0,02
  • toediening van tirofiban (Aggrastat) – 0,02
  • aantasting van het hart door hoge bloeddruk (hypertensieve hartziekte) – 0,02
  • verstijving van de hartspier (restrictieve cardiomyopathie) – 0,02
  • leiomyoom van de slokdarm (leiomyoom van de oesofagus) – 0,01
  • goedaardig gezwel van de kliertjes van Brunner (Brunner-adenoom) – 0,01
  • aantasting van het beenmerg (aplastische anemie) – 0,01
  • gebruik van warfarine – 0,01
  • overdosis acetylsalicylzuur (salicylaatintoxicatie) – 0,01
  • malaria – 0,01
  • verhoogd aantal bloedplaatjes in het bloed (trombocytose) – 0,01
  • gebruik van fenytoïne drank – 0,01
  • toediening van fenytoïne (Diphantoïne / Epanutin) per injectie of infuus – 0,01
  • gebruik van mycofenolaatmofetil (CellCept) – 0,01
  • Krim-Congo hemorragische koorts – 0,01
  • knokkelkoorts (dengue) – 0,01
  • onyalai – 0,01
  • gebruik van aceclofenac (Biofenac) – 0,01
  • bloedvergiftiging door een katheter in een bloedvat (lijnsepsis) – 0,01
  • toediening van belatacept (Nulojix) – 0,01
  • gastrinoom van de dunne darm – 0,01
  • essentiële trombocytemie – 0,01
  • auto-immuun hemolytische anemie – 0,01
  • hartaanval van de onderwand van het hart (onderwandinfarct) – 0,01
  • gebruik van sirolimus (Rapamune) – 0,01
  • polyarteritis nodosa van de huid (cutane polyarteritis) – 0,01

Extreem zelden (<0,01x/jaar)

  • serumziekte door geneesmiddelen – 0,009
  • syndroom van Eisenmenger – 0,009
  • primaire scleroserende cholangitis – 0,009
  • toediening van amiodaron (Cordarone) per injectie of infuus – 0,008
  • MEN-syndroom type I – 0,008
  • gebruik van imatinib (Glivec) – 0,008
  • chronische lymfatische leukemie (chronische lymfatische B-celleukemie) – 0,007
  • acute myeloïde leukemie – 0,006
  • gebruik van fenylboterzuur (Ammonaps) – 0,006
  • ontsteking van het hart door de ziekte van Lyme (lyme carditis) – 0,006
  • toediening van ifosfamide (Holoxan) – 0,006
  • gastrointestinale stromatumor van de slokdarm (GIST van de oesofagus) – 0,006
  • polycytemia vera – 0,006
  • polyarteritis nodosa – 0,006
  • aanvalsgewijze nachtelijke hemoglobinurie (paroxismale nachtelijke hemoglobinurie) – 0,006
  • acute lymfatische leukemie – 0,006
  • toxocariasis – 0,005
  • compartimentsyndroom van de buik (abdominaal compartimentsyndroom) – 0,005
  • grijze bloedplaatjessyndroom (gray platelet syndroom) – 0,005
  • syndroom van Peutz-Jeghers – 0,005
  • purpura fulminans – 0,005
  • syndroom van Ogilvie (idiopathische intestinale pseudo-obstructie) – 0,005
  • toediening van ertapenem (Invanz) – 0,005
  • tekort aan bloedplaatjes door infectie met de Helicobacter-bacterie (H. pylori-geïnduceerde trombocytopenie) – 0,004
  • mijnworminfectie (ancylostomiasis) – 0,004
  • ziekte van Chagas (Amerikaanse trypanosomiasis) – 0,004
  • chronische myeloïde leukemie – 0,004
  • ziekte van Castleman – unicentrische vorm – 0,004
  • ziekte van Davies (endomyocardiale fibrose) – 0,004
  • gebruik van acalabrutinib (Calquence) – 0,004
  • toediening van defibrotide (Defitelio) – 0,004
  • POEMS syndroom – 0,003
  • tropische splenomegalie-syndroom – 0,003
  • duplicatiecyste van de maag – 0,003
  • mestcelziekte (systemische mastocytose) – 0,003
  • hemolytisch uremisch syndroom (typische HUS) – 0,003
  • spataderen in de maag (fundusvarices) – 0,003
  • verbindweefseling van het beenmerg (primaire myelofibrose) – 0,003
  • mantelcellymfoom – 0,003
  • antifosfolipidensyndroom – 0,003
  • folliculair lymfoom – 0,003
  • syndroom van DiGeorge (22q11.2-deletiesyndroom) – 0,003
  • toxoplasmose (systemische toxoplasmose) – 0,003
  • syndroom van Scott – 0,002
  • syndroom van Sjögren (primair Sjögren-syndroom) – 0,002
  • bloedvergiftiging door Streptococcus pyogenes (Streptococcus pyogenes sepsis) – 0,002
  • atypisch hemolytisch uremisch syndroom (atypische HUS) – 0,002
  • aangeboren toxoplasmose (congenitale toxoplasmose) – 0,002
  • buiktyfus – 0,002
  • hemangioom van de dikke darm (hemangioom van het colon) – 0,002
  • paratyfus – 0,002
  • carcinoïd- 0,002
  • subcutaan panniculitis-achtig T-cellymfoom – 0,002
  • Middellandse zeekoorts (familiaire mediterrane koorts) – 0,002
  • ziekte van Wilson (hepatolenticulaire degeneratie) – 0,002
  • bloeding in het ruggenmerg (hematomyelie) – 0,002
  • tekort aan bloedplaatjes (trombocytopenie) – 0,002
  • sikkelcelziekte (sikkelcelanemie) – 0,002
  • syndroom van Evans – 0,002
  • vernauwing van de mitraalklep (mitralisklepstenose) – 0,002
  • trombose van de leverader (vena hepatica trombose) – 0,002
  • ziekte van Castleman – multicentrische vorm – 0,002
  • hemolytisch uremisch syndroom (volwassen vorm) – 0,002
  • syndroom van Budd-Chiari – 0,002
  • primaire amyloïdose – 0,002
  • zwarte koorts (viscerale leishmaniasis) – 0,002
  • loopgravenkoorts (infectie met Bartonella quintana) – 0,002
  • Afrikaanse slaapziekte (trypanosomiasis) – 0,001
  • histoplasmose – 0,001
  • cryoglobulinemie type II – 0,001
  • hartaanval van de achterwand van het hart (achterwandinfarct) – 0,001
  • aangeboren vernauwing van de grote lichaamsslagader (coarctatio aortae) – 0,001
  • gastrointestinale stromatumor van de dikke darm (GIST van de dikke darm) – 0,001
  • syndroom van Felty – 0,001
  • cryoglobulinemie type III – 0,001
  • verbindweefseling van de lever door verstopping in de galkanaaltjes (primaire biliaire cholangitis) – 0,001
  • eosinofiele ontsteking van de diepe fascie (eosinofiele fasciitis) – 0,001
  • verworven hemofagocytair syndroom (secundaire hemofagocytaire lymfohistiocytose) – 0,001
  • aspirin-like defect – 0,0009
  • promyelocytenleukemie – 0,0008
  • babesiose – 0,0008
  • overgevoelig voor heparine (allergische reactie op heparine) – 0,0008
  • syndroom van Bernard-Soulier – 0,0007
  • ziekte van Moschcowitz (trombotische trombocytopenische purpura) – 0,0007
  • leverbotinfectie (fascioliasis) – 0,0007
  • hepatosplenaal gamma/delta-lymfoom – 0,0007
  • gebruik van nilotinib (Tasigna) – 0,0007
  • alfa-thalassemie – 0,0006
  • beta-thalassemie – 0,0006
  • storage pool disease – 0,0006
  • spataderen in de dunne darm (dunne darm varices) – 0,0006
  • gebruik van ceftibuten – 0,0006
  • koortsaanvallen na tekenbeet (febris recurrens door Borrelia recurrentis) – 0,0006
  • tekort aan transcobalamine-II (congenitale transcobalamine-II-deficientie) – 0,0005
  • viskruikinfarct (takotsubo cardiomyopathie) – 0,0005
  • aangeboren verbindweefseling van de lever (congenitale leverfibrose) – 0,0005
  • endemische vlektyfus – 0,0005
  • ziekte van Kahler (multipel myeloom) – 0,0005
  • gele koorts – 0,0005
  • chikungunya – 0,0005
  • koortsaanvallen na luizenbeet (febris recurrens door Borrelia duttoni) – 0,0005
  • wandelende milt (ectopische milt) – 0,0005
  • thyreotoxische crisis – 0,0004
  • spierdystrofie van Duchenne (musculaire dystrofie van Duchenne) – 0,0004
  • syndroom van Cogan (Cogan-I-syndroom) – 0,0004
  • hersenvliesontsteking door Toscana-virus (meningitis door Toscana-virus) – 0,0004
  • acute megakaryoblastaire leukemie – 0,0004
  • refeeding-syndroom – 0,0004
  • hemofilie A (factor VIII-deficiëntie) – 0,0003
  • haarcelleukemie (hairy-cell leukemie) – 0,0003
  • auto-immuun enteropathie – 0,0003
  • IgD-multipel myeloom – 0,0003
  • sikkelcelcrise – 0,0003
  • acute stralingsziekte – 0,0003
  • ziekte van Gaucher – 0,0003
  • NK-LGL-leukemie – 0,0003
  • ziekte van Whipple – 0,0003
  • marginalezonelymfoom (milt-marginale zone B-cel lymfoom) – 0,0003
  • aangeboren syfilis (congenitale syfilis) – 0,0002
  • Langerhans-cel histiocytose – 0,0002
  • ross-river-virus infectie – 0,0002
  • nierbekkenontsteking met gasvorming rond de nieren (emfysemateuze pyelonefritis) – 0,0002
  • CREST-syndroom – 0,0002
  • marmerbeenziekte (osteopetrose) – 0,0002
  • sarcoom van bloedvaten in de lever (hemangioendotheliaal sarcoom van de lever) – 0,0002
  • angioimmunoblastair T-cel lymfoom – 0,0002
  • aangeboren amegakaryocytaire trombocytopenie (congenitale amegakaryocytaire trombocytopenie) – 0,0002
  • syndroom van Lambert-Eaton (Lambert-Eaton myastheen syndroom) – 0,0002
  • syndroom van Schmidt (polyglandulair auto-immuunsyndroom type II) – 0,0002
  • polyglandulair auto-immuunsyndroom type I – 0,0002
  • tekort aan bloedplaatjes door heparine (heparine-geïnduceerde trombocytopenie) – 0,0002
  • chronisch lijmsnuiven – 0,0001
  • ziekte van Niemann-Pick type B – 0,0001
  • gebruik van etacrynezuur (Edecrin) – 0,0001
  • verbindweefseling van het beenmerg met verlaagd aantal bloedcellen (acute panmyelose met myelofibrose) – 0,0001
  • ziekte van Keshan – 0,0001
  • ehrlichiose (humane monocytaire ehrlichiose) – 0,0001
  • syndroom van Epstein – 0,0001
  • dyskeratosis congenita – 0,0001
  • ziekte van Waldenström (lymfoplasmocytair lymfoom) – 0,0001
  • erytropoëtische protoporfyrie – 0,0001
  • erytroleukemie (AML-M6) – 0,0001
  • aangeboren tekort aan carnitine (primaire carnitinedeficiëntie) – 0,0001
  • syndroom van Sézary – 0,00009
  • draaiing van de miltslagader (torsie van de arteria lienalis) – 0,00008
  • Lady Windermere-syndroom (pulmonale Mycobacterium avium complex infectie) – 0,00008
  • sodoku (spirillose) – 0,00008
  • Fanconi anemie – 0,00008
  • scrubtyfus – 0,00007
  • syndroom van Shwachman-Diamond – 0,00006
  • apenmalaria (Plasmodium knowlesi infectie) – 0,00006
  • syndroom van Axenfeld-Rieger – 0,00006
  • ziekte van Tangier (familiaire alfa-lipoproteïne deficiëntie) – 0,00006
  • hemofilie B (factor IX-deficiëntie) – 0,00006
  • lymfeklierkanker in de bloedvaten (intravasculair lymfoom) – 0,00006
  • syndroom van Kasabach-Merritt – 0,00005
  • gebruik van eptifibatide (Integrelin) – 0,00005
  • ziekte van Maroteaux-Lamy (mucopolysacharidose type VI) – 0,00005
  • syndroom van Barth (3-methylglutaconacidurie type 2) – 0,00005
  • hartaanval van de rechter hartkamer (rechter ventrikelinfarct) – 0,00005
  • syndroom van Schnitzler – 0,00004
  • T-LGL-leukemie – 0,00004
  • auto-immuun lymfoproliferatief syndroom – 0,00004
  • Argentijnse hemorragische koorts – 0,00004
  • Boliviaanse hemorragische koorts – 0,00004
  • syndroom van Hunter (mucopolysacharidose type II) – 0,00003
  • lymfocytaire choriomeningitis – 0,00003
  • syndroom van Alström – 0,00003
  • arseenvergiftiging (acute arsenicumintoxicatie) – 0,00002
  • chronische arseenvergiftiging (chronische arsenicumintoxicatie) – 0,00002
  • syndroom van Hermansky-Pudlak – 0,00002
  • ziekte van Niemann-Pick type A – 0,00002
  • syndroom van Sanfilippo (mucopolysacharidose III) – 0,00002
  • ziekte van Glanzmann (Glanzmann-thrombastenie) – 0,00001
  • hemofilie C (congenitale factor XI-deficiëntie) – 0,000004
  • sitosterolemie – 0,000003
  • verworven factor XI-tekort (verworven factor XI-deficiëntie) – 0,000002

Let op! De getallen achter de diagnoses zijn schattingen. Deze cijfers zijn afkomstig van de Simpto-database.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Scroll naar boven