Zwarte ontlasting

Bijgewerkt op 7 augustus 2023

Welke oorzaken zijn er?

Zwarte verkleuring van de ontlasting kan veel verschillende oorzaken hebben. Daaronder zijn onschuldige oorzaken, zoals het gebruik van ijzersupplementen, maar zwarte ontlasting kan ook het gevolg zijn van bloedverlies in het maagdarmkanaal. Daarom is het altijd verstandig om de arts te raadplegen bij zwarte verkleuring van de ontlasting, zeker als er ook buikklachten zijn.

zwarte ontlasting
zwarte ontlasting

Als de oorzaak een bloeding in het maagdarmkanaal is zal de ontlasting meestal niet alleen zwartgekleurd zijn maar ook plakkerig als teer. Artsen spreken in dat geval van melena of melaena. De zwarte verkleuring ontstaat door afbraak van de rode bloedcellen. Omdat dit proces enige tijd in beslag neemt is de bloeding meestal hoger gelegen in het maagdarmkanaal, dus bijvoorbeeld een bloeding van het maagslijmvlies of van de dunne darm. Als de bloeding in de dikke darm gelegen is zal het bloed onvoldoende tijd hebben om zwart te kleuren en zal dus meestal gewoon rood of donkerrood zijn.

De meest voorkomende oorzaken van zwartverkleuring van de ontlasting zijn:

  • zwarte verkleuring door bestanddelen in de voeding, bijvoorbeeld grote hoeveelheden drop;
  • gebruik van bepaalde geneesmiddelen en voedingssupplementen, bijv. norit en ijzersupplementen;
  • bloeding in het maagdarmkanaal, bijvoorbeeld slokdarmbloeding, maagbloeding of dunnedarmbloeding; zulke bloedingen kunnen zelf weer worden onderverdeeld naar oorzaak:
    • beschadiging van het slijmvlies, bijvoorbeeld door gebruik van bepaalde geneesmiddelen; vooral pijnstillers van het type NSAID (ibuprofen, naprosyne, diclofenac etc.) zijn berucht hierom, maar ook bloedverdunners (antistollingsmiddelen);
    • maagzweer of dunnedarmzweer;
    • bloedende spataderen in de slokdarm (slokdarmvarices);
    • gezwel in het maagdarmkanaal, bijvoorbeeld slokdarmkanker, maagkanker, dikke darmkanker;
    • stoornis van de bloedstolling door tekort aan stollingsfactoren, bijv. ziekte van Von Willebrand;
    • tekort aan bloedplaatjes (trombocytopenie), bijv. door bloedkanker (leukemie).

Uitgebreide lijst van oorzaken zwarte ontlasting

De onderstaande aandoeningen kunnen een zwarte verkleuring van de ontlasting veroorzaken. Het getal achter de oorzaak is een schatting van het aantal mensen dat jaarlijks zwarte ontlasting krijgt door die oorzaak.

Veel voorkomende oorzaken van zwarte ontlasting (>1.000/jaar)

Regelmatig voorkomende oorzaken van zwarte ontlasting (>100/jaar)

  • bloeding uit slokdarmspataderen (oesofagusvaricesbloeding) – 864
  • bloedende slagader in de maag (dieulafoy-laesie) – 552
  • ontsteking van de maag (acute gastritis) – 549
  • gaatje in de maag (maagperforatie) – 450
  • zwangerschap (graviditeit) – 430
  • chronische ontsteking van de maag (chronische gastritis) – 400
  • gebruik van ibuprofen (Brufen) – 370
  • gebruik van acetylsalicylzuur (Aspirine) – 320
  • gebruik van diclofenac (Voltaren, Cataflam, Arthrotec) – 250
  • dikkedarmkanker (coloncarcinoom) – 246
  • stress gastritis – 208
  • verzuring door alcoholgebruik (alcoholische ketoacidose) – 207
  • gebruik van antikankermiddelen (gebruik van chemotherapie) – 200
  • slokdarmkanker (oesofaguscarcinoom) – 182
  • zweer van de dunne darm (ulcus duodeni) – 180
  • tekort aan bloedplaatjes (trombocytopenie) – 164
  • gebruik van acenocoumarol (Sintrom) – 120
  • afwijkende bloedvaatjes in de dunne darm (angiodysplasie in de dunne darm) – 115
  • Mallory-Weiss scheurtjes – 112
  • hoge bloeddruk (essentiële hypertensie) – 110

Zeldzame oorzaken van zwarte ontlasting (<100/jaar)

  • alcoholische leverziekte – 96
  • auto-immuun gastritis – 96
  • gebruik van nitrofurantoïne (Furabid / Furadantine) – 90
  • afwijkend bloedvat in de dikke darm (angiodysplasie in het colon) – 88
  • hartaanval (myocardinfarct) – 82
  • maagzweer (ulcus ventriculi) – 78
  • slokdarmzweer (ulcus oesofagi) – 72
  • alcoholverslaving (chronisch alcoholisme) – 70
  • aanhoudende ontsteking van de alvleesklier (chronische pancreatitis) – 63
  • ziekte van Henoch-Schönlein (purpura van Henoch-Schönlein) – 63
  • ontsteking van de maag door alcoholgebruik (alcoholische gastritis) – 62
  • levercirrose – 60
  • gastrointestinale stromatumor van de maag (GIST van de maag) – 54
  • hartaanval van de voorwand van het hart (voorwandinfarct) – 50
  • gebruik van alendroninezuur (Fosamax) – 38
  • ziekte van Lyme (lymeborreliose) – 37
  • gebruik van rosuvastatine (Crestor) – 36
  • reuma (reumatoïde artritis) – 32
  • gebruik van fluconazol (Diflucan) – 30
  • ziekte van Von Willebrand – type 1 – 30
  • fistel tussen de grote lichaamsslagader en de dunne darm (aortoduodenale fistel) – 30
  • gebruik van glimepiride (Amaryl) – 28
  • gebruik van mebeverine (Duspatal) – 28
  • ingeklemde hernia obturatoria (geïncarcereerde hernia obturatoria) – 26
  • boezemflutter (atriumflutter) – 24
  • slecht werkende nieren (acute nierinsufficiëntie) – 24
  • gastrointestinale stromatumor van de dunne darm (GIST van de dunne darm) – 22
  • gebruik van metronidazol (Flagyl) – 20
  • gebruik van nadroparine (merknaam: Fraxiparine) – 20
  • bloedend divertikel van Meckel – 17
  • bloedende spataderen in de maag (bloedende fundusvarices) – 17
  • gebruik van geneesmiddelen tegen epilepsie (gebruik van anti-epileptica) – 16
  • ziekte van Pfeiffer (mononucleosis infectiosa) – 16
  • bloedvergiftiging (sepsis) – 15
  • hartaanval van de onderwand van het hart (onderwandinfarct) – 15
  • erfelijke dikkedarmkanker (hereditair non-polyposis colorectaal carcinoom) – 14
  • gebruik van Avastin (bevacizumab) – 13
  • divertikelziekte van de dunne darm (diverticulose) – 12
  • syndroom van Heyde – 12
  • gebruik van clopidogrel (Plavix) – 12
  • portal hypertensive colopathy – 12
  • verhoogde druk in de poortader (portale hypertensie) – 11
  • ziekte van Rendu-Osler-Weber (hereditaire hemorrhagische teleangiëctasie) – 11
  • gebruik van doxorubicine – 10
  • hepatorenaal syndroom – 10
  • infectie met het cytomegalovirus (cytomegalie) – 10
  • ontsteking van de slokdarm door inname van etsende stoffen (caustische oesofagitis) – 10
  • paraneoplastisch verschijnsel (paraneoplastisch syndroom) – 10

Zeer zeldzame oorzaken van zwarte ontlasting (<10/jaar)

  • trombose van de darmader (mesenteriaalvenetrombose) – 9
  • draaiing van de ingewanden (volvulus) – 8
  • gebruik van fenytoïne (Diphantoïne) – 8
  • buitenbaarmoederlijke zwangerschap (extra-uteriene graviditeit) – 7
  • gebruik van meloxicam (Movicox) – 7
  • ziekte van Von Willebrand – type 2 – 6
  • sarcoïdose – 5
  • toxocariasis – 5
  • syndroom van Sjögren – 5
  • trombose van de miltader (vena lienalis trombose) – 5
  • uitzaaiing in de twaalfvingerige darm (metastasen in het duodenum) – 4
  • vernauwing van de aortaklep (aortakleptstenose) – 4
  • tekort aan alfa-1-antitrypsine (alfa-1-antitrypsine deficiëntie) – 4
  • gebruik van amiodaron (Cordarone) – 4
  • portal hypertensive gastropathy – 4
  • ziekte van Behçet – 4
  • maagpoliep – 4
  • maligne hypertensie – 3
  • verkeerd aangelegd bloedvat in de dunne darm (arterioveneuze malformatie in de dunne darm) – 3
  • hemangioom van de dunne darm – 3
  • aantasting van het hart door hoge bloeddruk (hypertensieve hartziekte) – 3
  • tekort aan het enzym glucose-6-fosfaat dehydrogenase (G6PD-deficiëntie) – 3
  • ziekte van Von Willebrand – type 3 – 3
  • gebruik van colchicine (gebruik van colchicine) – 3
  • ontsteking van het hartzakje door bacterie (bacteriële pericarditis) – 2
  • overdosis XTC (ecstasy intoxicatie) – 2
  • trombose van de poortader (vena porta trombose) – 2
  • verhoogde druk in de longslagader veroorzaakt door andere ziekte (secundaire pulmonale hypertensie) – 2
  • dengue hemorrhagische koorts – 2
  • kopervergiftiging (koperintoxicatie) – 2
  • bloedvergiftiging door een katheter in een bloedvat (lijnsepsis) – 2
  • diffuse intravasale stolling – 2
  • gebruik van leflunomide (Arava) – 2
  • gebruik van vincristine (Oncovin) – 2
  • hartaanval van de achterwand van het hart (achterwandinfarct) – 2
  • HELLP-syndroom – 2
  • ijzerstapelingsziekte (hemochromatose) – 2
  • kanker van de spiertjes in de wand van de dunne darm (leiomyosarcoom van de dunne darm) – 2
  • gebruik van Ammonaps (fenylbutyraat)  – 2
  • ziekte van Lyell (toxische epidermale necrolyse) – 2
  • chronische hepatitis C – 2
  • kattenkrabziekte – 2
  • ziekte van Kahler (multipel myeloom) – 2
  • syfilis (primaire syfilis) – 1,4
  • hemosuccus pancreaticus – 1,4
  • SLE (lupus) – 1,3
  • syndroom van Wolff-Parkinson-White – 1,3
  • viskruikinfarct (takotsubo cardiomyopathie) – 1,3
  • chronische lymfatische leukemie (chronische lymfatische B-celleukemie) – 1,3
  • spataderen in de dunne darm (dunne darm varices) – 1,2
  • vitamine B1-tekort (thiaminedeficiëntie) – 1,2
  • infectie in het hart (infectieuze endocarditis) – 1,1
  • myelodysplastisch syndroom – 1,1
  • folliculair lymfoom – 1,0
  • compartimentsyndroom van de buik (abdominaal compartimentsyndroom) – 1,0
  • duplicatiecyste van de dunne darm (duplicatiecyste van de dunne darm) – 1,0
  • gebruik van abciximab (ReoPro) – 1,0
  • gebruik van sulfasalazine – 1,0
  • infectie door parvovirus B19 – 1,0

Extreem zeldzame oorzaken van zwarte ontlasting (<1/jaar)

  • acute myeloïde leukemie – 0,9
  • ziekte van Werlhof (idiopathische trombocytopenische purpura) – 0,9
  • kanker van de twaalfvingerige darm (adenocarcinoom van het duodenum) – 0,9
  • ziekte van Hodgkin (Hodgkin-lymfoom) – 0,8
  • mixed connective tissue disease – 0,8
  • afsterven van weefsel in de milt door slechte doorbloeding (miltinfarct) – 0,7
  • HIV-infectie (acute HIV-infectie) – 0,7
  • essentiële trombocytemie – 0,7
  • lymfeklierkanker in de dunne darm (maligne lymfoom van de dunne darm) – 0,7
  • verbindweefseling van het beenmerg (primaire myelofibrose) – 0,6
  • polycytemia vera – 0,6
  • carcinoïd – 0,6
  • MEN-syndroom type I  – 0,6
  • Krim-Congo hemorragische koorts – 0,6
  • syndroom van Guillain-Barré – 0,6
  • aangeboren cytomegalie – 0,5
  • grijze bloedplaatjes syndroom (gray platelet syndroom) – 0,5
  • gebruik van mesalazine (Asacol, Pentasa, Salofalk) – 0,5
  • gebruik van paclitaxel – 0,5
  • jeugdreuma (juveniele idiopathische artritis) – 0,5
  • koolmonoxidevergiftiging (acute koolmonoxideintoxicatie) – 0,5
  • leiomyoom van de slokdarm (leiomyoom van de oesofagus) – 0,5
  • overdosis acetylsalicylzuur (salicylaatintoxicatie) – 0,5
  • verstijving van de hartspier (restrictieve cardiomyopathie) – 0,5
  • chronische myeloïde leukemie – 0,5
  • duplicatiecyste van de maag – 0,5
  • malaria – 0,5
  • syndroom van Shwachman-Diamond – 0,4
  • verbindweefseling van de lever door verstopping in de galkanaaltjes (primaire biliaire cirrose) – 0,4
  • hemolytisch uremisch syndroom (typische HUS) – 0,4
  • rhesusziekte (rhesus antagonisme) – 0,4
  • knokkelkoorts (dengue) – 0,4
  • gastrinoom van de alvleesklier – 0,3
  • auto-immuun hemolytische anemie – 0,3
  • acute lymfatische leukemie – 0,3
  • gebruik van mycofenolaatmofetil (CellCept) – 0,3
  • gebruik van mycofenolzuur (Myfortic) – 0,3
  • polyarteritis nodosa van de huid (cutane polyarteritis) – 0,3
  • serumziekte door geneesmiddelen – 0,3
  • spataderen in de maag (fundusvarices) – 0,3
  • toxisch megacolon – 0,3
  • syndroom van Eisenmenger – 0,3
  • syndroom van Felty – 0,3
  • polyarteritis nodosa – 0,3
  • primaire amyloïdose – 0,3
  • syndroom van Peutz-Jeghers – 0,2
  • gastrointestinale stromatumor van de slokdarm (GIST van de oesofagus) – 0,2
  • POEMS syndroom – 0,2
  • syndroom van Ogilvie (idiopathische intestinale pseudo-obstructie) – 0,2
  • tekort aan bloedplaatjes bij pasgeborenen door antilichaamreactie (neonatale allo-immuuntrombocytopenie) – 0,2
  • tekort aan fosfaat in het bloed (hypofosfatemie) – 0,2
  • ziekte van Moschcowitz (trombotische trombocytopenische purpura) – 0,2
  • mantelcellymfoom – 0,2
  • purpura fulminans – 0,2
  • aangeboren toxoplasmose (congenitale toxoplasmose) – 0,2
  • erythroblastosis foetalis – 0,2
  • Middellandse zeekoorts (familiaire mediterrane koorts) – 0,2
  • nierbekkenontsteking met gasvorming rond de nieren (emfysemateuze pyelonefritis) – 0,2
  • ziekte van Waldenström (macroglobulinemie van Waldenström) – 0,2
  • sikkelcelziekte (sikkelcelanemie) – 0,1
  • gastrinoom van de dunne darm – 0,1
  • onyalai – 0,1
  • vernauwing van de mitraalklep (mitralisstenose) – 0,1
  • gebruik van Brilique (ticagrelor) – 0,1
  • antifosfolipidensyndroom – 0,1
  • bloeding in het ruggenmerg (hematorrachie) – 0,1
  • bloedvergiftiging door Streptococcus pyogenes (Streptococcus pyogenes sepsis) – 0,1
  • gebruik van ifosfamide – 0,1
  • gebruik van Rapamune (sirolimus) – 0,1
  • hart met onderontwikkelde linker kamer (hypoplastisch linkerhart syndroom) – 0,1
  • marginalezonelymfoom (milt-marginale zone B-cel lymfoom) – 0,1
  • syndroom van DiGeorge – 0,1
  • syndroom van Scott – 0,1
  • tekort aan bloedplaatjes door heparine (heparine-geïnduceerde trombocytopenie) – 0,1
  • tekort aan bloedplaatjes door infectie met de Helicobacter-bacterie (H. pylori-geïnduceerde trombocytopenie) – 0,1
  • toxoplasmose (systemische toxoplasmose) – 0,1
  • trombose in de lever (trombose in de lever) – 0,1
  • tropische splenomegalie-syndroom – 0,1
  • verbindweefseling van het spierweefsel van het hart (endomyocardiale fibrose) – 0,1
  • marmerbeenziekte (osteopetrose) – 0,1
  • asbestziekte (asbestose) – 0,1
  • Lady Windermere-syndroom (pulmonale Mycobacterium avium complex infectie) – 0,1
  • primaire scleroserende cholangitis – 0,1
  • ziekte van Weil (leptospirose) – 0,1
  • angioimmunoblastair T-cel lymfoom – 0,1
  • TAR-syndroom – 0,1
  • thyreotoxische crisis – 0,1
  • aplastische anemie – 0,1
  • atypisch hemolytisch uremisch syndroom (atypische HUS) – 0,1
  • ziekte van Chagas – 0,1
  • gastrointestinale stromatumor van de dikke darm (GIST van de dikke darm) – 0,1
  • haarcelleukemie (hairy-cell-leukemie) – 0,1
  • aangeboren herpesinfectie (congenitale herpes) – 0,1
  • aangeboren vernauwing van de grote lichaamsslagader (coarctatio aortae) – 0,1
  • alfa-thalassemie – 0,1
  • beta-thalassemie – 0,1
  • buiktyfus – 0,1
  • hantavirus-infectie – 0,1
  • hemangioom van de dikke darm (hemangioom van het colon) – 0,1
  • hemolytisch uremisch syndroom (volwassen vorm) – 0,1
  • overgevoelig voor heparine (allergische reactie op heparine) – 0,1
  • paratyfus – 0,1
  • spierdystrofie van Duchenne (musculaire dystrofie van Duchenne) – 0,1
  • syndroom van Budd-Chiari – 0,1
  • tekort aan het enzym alfa-mannosidase (alfa-mannosidose) – 0,1
  • histoplasmose – 0,05
  • zwarte koorts (viscerale leishmaniasis) – 0,04
  • aangeboren verbindweefseling van de lever (congenitale leverfibrose) – 0,04
  • babesiose – 0,04
  • cryoglobulinemie type II – 0,04
  • loopgravenkoorts (infectie met Bartonella quintana) – 0,04
  • lupussyndroom bij pasgeboren baby (neonataal lupussyndroom) – 0,04
  • ziekte van Castleman – 0,04
  • ziekte van Wilson (hepatolenticulaire degeneratie) – 0,04
  • mijnworminfectie (ancylostomiasis) – 0,04
  • hemofilie A (factor VIII-deficiëntie) – 0,03
  • aspirin-like defect – 0,03
  • cryoglobulinemie type III – 0,03
  • mestcelziekte (systemische mastocytose) – 0,03
  • promyelocytenleukemie – 0,03
  • syndroom van Bernard-Soulier – 0,03
  • syndroom van Lambert-Eaton – 0,03
  • ziekte van Glanzmann (Glanzmann-thrombastenie) – 0,03
  • aangeboren amegakaryocytaire trombocytopenie (congenitale amegakaryocytaire trombocytopenie) – 0,02
  • aangeboren syfilis (congenitale syfilis) – 0,02
  • aanvalsgewijze nachtelijke hemoglobinurie (paroxismale nachtelijke hemoglobinurie) – 0,02
  • Afrikaanse slaapziekte (trypanosomiasis) – 0,02
  • auto-immuun enteropathie – 0,02
  • chikungunya – 0,02
  • CREST-syndroom (limited cutaneous sclerosis) – 0,02
  • Langerhanscelhistiocytose – 0,02
  • leverbotinfectie (fascioliasis) – 0,02
  • eosinofiele fasciitis  – 0,02
  • gebruik van eptifibatide (Integrelin) – 0,02
  • gebruik van tirofiban (Aggrastat) – 0,02
  • HSE-syndroom (hemorragische shock encefalopathie-syndroom) – 0,02
  • IgD-multipel myeloom – 0,02
  • storage pool disease – 0,02
  • subcutaan panniculitis-achtig T-cellymfoom – 0,02
  • syndroom van Evans – 0,02
  • T-LGL-leukemie – 0,02
  • verworven hemofagocytair syndroom (secundaire hemofagocytaire lymfohistiocytose) – 0,02
  • ziekte van Whipple – 0,02
  • myeloproliferatieve ziekten – 0,02
  • syndroom van Schmidt (polyglandulair auto-immuunsyndroom type II) – 0,02
  • syndroom van Sézary – 0,02
  • gebruik van etacrynezuur (Edecrin) – 0,02
  • koortsaanvallen na tekenbeet (febris recurrens door Borrelia recurrentis) – 0,01
  • sarcoom van bloedvaten in de lever (hemangioendotheliaal sarcoom van de lever) – 0,01
  • ziekte van Niemann-Pick – 0,01
  • koortsaanvallen na luizenbeet (febris recurrens door Borrelia duttoni) – 0,01
  • acute erytremie en erytroleukemie – 0,01
  • endemische vlektyfus – 0,01
  • hersenvliesontsteking door Toscana-virus (meningitis door Toscana-virus) – 0,01
  • lymfeklierkanker in de bloedvaten (intravasculair lymfoom) – 0,01
  • megakaryoblastaire leukemie – 0,01
  • refeeding-syndroom – 0,01
  • syndroom van Kasabach-Merritt – 0,01
  • wandelende milt (ectopische milt) – 0,01
  • aangeboren tekort aan carnitine (primaire carnitinedeficiëntie) – 0,01
  • arseenvergiftiging (arsenicumintoxicatie) – 0,01
  • Fanconi anemie – 0,01
  • ross-river-virus infectie – 0,01
  • stralingsziekte (acute stralingsziekte) – 0,01
  • syndroom van Morquio (mucopolysacharidose IV) – 0,01
  • ziekte van Gaucher – 0,01
  • gele koorts (gele koorts) – 0,01
  • erytropoëtische protoporfyrie (erythropoëtische protoporfyrie) – 0,01
  • hemofilie B (factor IX-deficiëntie) – 0,01
  • syndroom van Sanfilippo (mucopolysacharidose III) – 0,01
  • aangeboren tekort aan transcobalamine-II (congenitale transcobalamine-II-deficientie) – 0,004
  • chronisch lijmsnuiven – 0,004
  • draaiing van de miltslagader (torsie van de arteria lienalis) – 0,004
  • dyskeratosis congenita – 0,004
  • ehrlichiose (humane monocytaire ehrlichiose) – 0,004
  • hemofilie C (factor XI-deficiëntie) – 0,004
  • hepatosplenaal gamma/delta-lymfoom (hepatosplenaal gamma/delta-lymfoom) – 0,004
  • NK-LGL-leukemie – 0,004
  • polyglandulair auto-immuunsyndroom type I – 0,004
  • syndroom van Hoyeraal-Hreidarsson (progressieve pancytopenie-immuundeficiëntie-cerebellaire hypoplasie) – 0,004
  • syndroom van Schnitzler – 0,004
  • tekort aan transcobalamine 2 (transcobalamine 2-deficiëntie) – 0,004
  • verbindweefseling van het beenmerg met verlaagd aantal bloedcellen (acute panmyelose met myelofibrose) – 0,004
  • ziekte van Keshan – 0,004
  • ziekte van Maroteaux-Lamy (mucopolysacharidose type VI) – 0,004
  • dyserytropoëtische anemie met trombocytopenie – 0,004
  • syndroom van Epstein – 0,003
  • Blackfan-Diamond-anemie (constitutionele aplastische anemie) – 0,003
  • syndroom van Hunter (mucopolysacharidose type II) – 0,003
  • ziekte van Sandhoff – 0,003
  • apenmalaria (Plasmodium knowlesi infectie) – 0,002
  • auto-immuun lymfoproliferatief syndroom type Ia – 0,002
  • auto-immuun lymfoproliferatief syndroom type II – 0,002
  • scrubtyfus – 0,002
  • sodoku (spirillose) – 0,002
  • syndroom van Axenfeld-Rieger – 0,002
  • syndroom van Barth (3-methylglutaconacidurie type 1) – 0,002
  • ziekte van Tangier (familiaire alfa-lipoproteïne deficiëntie) – 0,002
  • Argentijnse hemorragische koorts – 0,001
  • Boliviaanse hemorragische koorts – 0,001
  • lymfocytaire choriomeningitis – 0,001
  • syndroom van Hermansky-Pudlak – 0,001
  • syndroom van Alström – 0,001
  • leukocyte adhesion deficiency type 3 – 0,001
  • syndroom van Wiskott-Aldrich – 0,0004
  • SFTS-bunyavirus-infectie – 0,0002
  • fytosterolemie – 0,0001

Synoniemen

Andere namen voor zwarte ontlasting zijn zwarte verkleuring van de ontlasting, melena, melaena, zwartverkleuring van de ontlasting, zwarte poep, teerachtige ontlasting, zwartgekleurde ontlasting, zwartkleurige ontlasting, donkere ontlasting, heel donkere ontlasting, ontlasting kleurt zwart, zwarte feces, en zwarte faeces.

Oorzaken per geslacht (man/vrouw) en leeftijdsgroep

Onderaan deze webpagina staat een uitgebreide lijst met oorzaken van zwarte ontlasting. Abonnee’s van Simpto.nl kunnen ook voor hun geslacht en leeftijd opzoeken wat de meest voorkomende oorzaken zijn. De lijsten zijn gerangschikt naar waarschijnlijkheid, met bovenaan de meest voorkomende oorzaak.

Wat doen bij zwarte verkleuring van de ontlasting?

Bij zwarte ontlasting is het altijd van belang om de huisarts te raadplegen, tenzij het overduidelijk is dat het wordt veroorzaakt door ijzertabletten of norit. De arts kan met een testje heel makkelijk controleren of de ontlasting bloed bevat. Hiervoor zal een beetje ontlasting moeten worden ingeleverd.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Scroll naar boven