Moeite met slikken

Bijgewerkt op 12 december 2022

Moeite met slikken – een veel voorkomende klacht

Moeite met slikken komt vaak voor. Meestal wordt deze klacht veroorzaakt door een ontsteking in de keel of de omliggende weefsels. Er zijn echter zeer veel andere oorzaken voor slikklachten. Op deze webpagina vind je een uitgebreid overzicht van deze oorzaken.

moeite met slikken (dysfagie)

De medische term voor ‘moeite met slikken’ is ‘dysfagie’.

Oorzaken moeite met slikken

Hieronder een uitgebreid overzicht van oorzaken voor slikklachten. Het getal achter elke oorzaak geeft een schatting van het aantal mensen dat jaarlijks in Nederland vanwege die oorzaak moeite hebben met slikken.

Vaak voorkomende oorzaken voor moeite met slikken

  • keelontsteking door bacteriën (bacteriële faryngitis) – 104.760
  • ontstoken keelamandelen (acute tonsillitis) – 102.025
  • ontsteking van het strottenhoofd (acute laryngitis) – 78.000
  • chronische ontsteking van het strottenhoofd (chronische laryngitis) – 7.020
  • chronische hyperventilatie (chronische hyperventilatie syndroom) – 6.600
  • keelabces (peritonsillair abces) – 5.387
  • droge mond (xerostomie) – 5.000
  • tandvleesontsteking rond een niet-doorgebroken of doorbrekende kies (pericoronitis) – 4.800
  • maagbreuk (sliding hernia diafragmatica) – 4.560
  • globusgevoel – 3.800
  • ontsteking in de borstholte (mediastinitis) – 2.640
  • Barrett slokdarm (Barrett oesofagus) – 2.112
  • aantasting van het perifere zenuwstelsel (perifere neuropathie) – 1.750
  • ziekte van Alzheimer (Alzheimer dementie) – 1.513
  • angio-oedeem (verworven angio-oedeem) – 1.500
  • verslikt in voorwerp (corpus alienum geaspireerd) – 1.490
  • ontsteking van de tong (glossitis) – 1.200
  • verminderde beweeglijkheid van de slokdarm (hypomobiliteit van de oesofagus) – 1.063
  • ziekte van Parkinson (morbus Parkinson) – 1.035

Minder vaak voorkomende oorzaken voor moeite met slikken

  • gebruik van haloperidol (Haldol) – 810
  • herseninfarct (cerebraal infarct) – 805
  • slokdarmkramp (oesofagusspasme) – 793
  • refluxziekte (gastro-oesofageale refluxziekte) – 765
  • maagbloeding – 625
  • slokdarmkanker (oesofaguscarcinoom) – 611
  • Schatzki-ring – 600
  • lewy-lichaampjesdementie (Lewy body-dementie) – 473
  • afwijkende rechter ondersleutelbeenslagader (aberrante arteria subclavia dexter) – 465
  • abces achter de keel (retrofaryngeaal abces) – 432
  • zwelling van het strottenhoofd (larynxoedeem) – 400
  • operatie aan de slokdarm (oesofagusoperatie) – 394
  • gebruik van alendroninezuur (Fosamax) – 375
  • vernauwing van de slokdarm (oesofagusstrictuur) – 360
  • syndroom van Sjögren (primair Sjögren-syndroom) – 354
  • zwarte haartong (lingua villosa nigra) – 336
  • multi-infarct dementie – 332
  • voorwerp in de keel (corpus alienum in de keel) – 325
  • maagkanker (maagcarcinoom) – 320
  • herpes van de mond (herpes stomatitis) – 320
  • bloedpropje in de hersenen (hersenembolie) – 308
  • syndroom van Wernicke-Korsakoff – 300
  • Candida-infectie van de slokdarm (Candida oesofagitis) – 295
  • vergrote neusamandel (adenoïdhypertrofie) – 278
  • gemengde dementie (gemengde dementiesyndroom) – 275
  • sarcoïdose – 270
  • schildklierontsteking van De Quervain (subacute thyreoïditis van DeQuervain) – 269
  • amandelsteen (tonsilloliet) – 260
  • eosinofiele oesofagitis – 246
  • keelkanker (farynxcarcinoom) – 234
  • aantasting van de zenuwen door langdurig alcoholgebruik (alcoholische neuropathie) – 225
  • niet-kleincellig longkanker (niet-kleincellig bronchuscarcinoom) – 225
  • TIA – 195
  • spruw (orale candidiasis) – 185
  • ontwrichting van de onderkaak (kaakluxatie) – 180
  • secundair parkinsonisme – 176
  • voorwerp in de slokdarm (corpus alienum in de oesofagus) – 161
  • kleincellig longkanker (kleincellig bronchuscarcinoom) – 156
  • syndroom van Wallenberg (dorsolaterale medulla oblongatasyndroom) – 150
  • kanker van het strottenhoofd (larynxcarcinoom) – 147
  • somatisatiestoornis – 144
  • ziekte van Plummer (toxisch nodulair struma) – 144
  • Zenker divertikel – 141
  • slikangst – 141
  • kneuzing van het strottenhoofd (contusie van de larynx) – 134
  • trombose van de sleutelbeenader (vena subclavia trombose) – 120
  • hersenbloeding (intracraniële bloeding) – 116
  • ontsteking van de schildklier door een bacterie (acute bacteriële thyreoïditis) – 113
  • tardieve dyskinesie – 104
  • abces onder de tong (mondbodemabces) – 102

Zeldzame oorzaken voor moeite met slikken

  • multiple sclerose – 95
  • achalasie van de slokdarm – 90
  • myastenie (myasthenia gravis) – 85
  • strottenhoofdkanker boven de stembanden (supraglottisch carcinoom) – 85
  • gonorroe in de keel (gonokokkenfaryngitis) – 81
  • vitamine B1-tekort (thiaminedeficiëntie) – 81
  • aantasting van de zenuwen door suikerziekte (diabetische neuropathie) – 80
  • SLE (lupus) – 78
  • mondbodemabces (angina van Ludwig) – 77
  • borstvlieskanker (pleuraal mesothelioom) – 72
  • kanker van de amandelen (tonsilcarcinoom) – 71
  • schildklieradenoom – 68
  • ziekte van Forestier (hyperostosis vertebralis) – 68
  • progressieve supranucleaire verlamming (progressieve supranucleaire paralyse) – 61
  • bof (parotitis epidemica) – 60
  • gebruik van Zyprexa (olanzapine) – 60
  • infarct van de hersenstam (hersenstaminfarct) – 60
  • verstopping van de bovenste holle ader (vena cava superior syndroom) – 60
  • arachnoïdale cyste van de hersenen – 58
  • longabces (pulmonaal abces) – 54
  • schildklierkanker (schildkliercarcinoom) – 53
  • kanker van de stembanden (stembandcarcinoom) – 53
  • ontsteking van het hartzakje door virus (acute virale pericarditis) – 51
  • chiari-misvorming type I (chiari-I-malformatie) – 50
  • glioom – type ependymoom – 50
  • ALS (amyotrofische lateraalsclerose) – 48
  • slijmcyste van de mondbodem (ranula) – 46
  • anafylactische reactie – 45
  • gebruik van oxazepam (Seresta) – 45
  • kanker aan de basis van de tong (tongbasiscarcinoom) – 43
  • autonome neuropathie – 42
  • herpes van de slokdarm (herpes oesofagitis) – 39
  • ontsteking rondom het strottenhoofd (perichondritis van de larynx) – 39
  • acute gedissemineerde encefalomyelitis (ADEM) – 38
  • slokdarmzweer (ulcus oesofagi) – 38
  • koudeallergie (primaire koude urticaria) – 36
  • syndroom van Guillain-Barré – 33
  • papillaire schildklierkanker (papillair schildkliercarcinoom) – 32
  • meervoudige systeematrofie (multisysteematrofie) – 32
  • verminderde doorbloeding van het achterste deel van de hersenen (vertebrobasilaire insufficiëntie) – 32
  • splijting van de wand van de slagader in de halswervelkolom (dissectie van de A. vertebralis) – 31
  • gaatje in de slokdarm (oesofagusperforatie) – 31
  • progressieve bulbaire verlamming (progressieve bulbaire paralyse) – 31
  • gebruik van zolmitriptan – 30
  • littekenvorming van de stembanden – 30
  • vernauwing van het strottenhoofd (larynxstenose) – 30
  • ontsteking van het strotklepje (acute epiglottitis) – 29
  • tongkanker (plaveiselcelcarcinoom van de tong) – 28
  • uitzaaiingen in de hersenvliezen (meningeale metastasen) – 28
  • syndroom van Foix-Chavany-Marie (bilateraal anterieur operculumsyndroom) – 27
  • syndroom van Meige (blepharospasme-oromandibulaire dystonie syndroom) – 26
  • chronische ontsteking van de spieren (polymyositis) – 26
  • ziekte van Crohn (enteritis regionalis) – 24
  • beschadiging van de twaalfde hersenzenuw (nervus hypoglossus letsel) – 24
  • bloeduitstorting in de wand van de slokdarm (oesofagushematoom) – 24
  • secundaire amyloïdose – 22
  • ontsteking van de slokdarm door cytomegalovirus (CMV-oesofagitis) – 22
  • gebruik van rituximab (MabThera) – 21
  • vergroot hart (cardiomegalie) – 20
  • gescheurde luchtpijp (trachearuptuur) – 18
  • glomus jugulare tumor – 18
  • wratjes op de stembanden – volwassen vorm (laryngeale papillomatose – adulte vorm) – 18
  • chronische subdurale bloeding (chronisch subduraal hematoom) – 18
  • kropgezwel achter het borstbeen (retrosternaal struma) – 17
  • syndroom van Eagle – 17
  • mondkanker (mondholtecarcinoom) – 17
  • gescheurde slokdarm (oesofagusruptuur) – 16
  • folliculaire schildklierkanker (folliculair schildkliercarcinoom) – 16
  • ijzerstapelingsziekte (hemochromatose) – 14
  • mesothelioom van het buikvlies (maligne peritoneaal mesothelioom) – 14
  • kropgezwel door tekort aan jodium (endemisch struma) – 13
  • niet aangelegde slokdarm (oesofagusatresie) – 13
  • syndroom van Waterhouse-Friderichsen – 13
  • uitgezette slokdarm (megaoesofagus) – 11
  • gezwel in de borstholte (tumor in het mediastinum) – 11
  • sclerodermie (systemische sclerose) – 11

Zeer zeldzame oorzaken voor moeite met slikken (<10/jaar)

  • syndroom van Ogilvie (idiopathische intestinale pseudo-obstructie) – 10
  • verwijding van de grote lichaamsslagader in de borstkas (aneurysma aortae thoracalis) – 10
  • mediane halscyste – 10
  • wratjes op de stembanden – juveniele vorm (laryngeale papillomatose – juveniele vorm) – 10
  • leiomyoom van de slokdarm (leiomyoom van de oesofagus) – 9
  • stimulatie van de nervus vagus (vagusstimulatie) – 9
  • vaatstrengen rond de luchtpijp en slokdarm (vasculaire ring) – 8
  • ziekte van Werdnig-Hoffmann (spinale musculaire atrofie type I) – 8
  • gebruik van Pradaxa (dabigatran) – 8
  • lymfoedeem in het gezicht en/of de nek – 8
  • ontsteking van de hersenen door herpes virus (herpes encefalitis) – 8
  • syndroom van Grisel (atlanto-axiale dislocatie door ontstekingsproces) – 8
  • sarcoïdose van het zenuwstelsel (neurosarcoïdose) – 7
  • syndroom van Pierre Robin – 7
  • slijmcyste in de hals (cervicale ranula) – 7
  • dermatomyositis – 7
  • ophoping van lucht tussen de longen (pneumomediastinum) – 7
  • kanker in de neuskeelholte (nasofarynxcarcinoom) – 6
  • spinale spieratrofie type II (spinale musculaire atrofie type II) – 6
  • erfelijk angio-oedeem (hereditair angio-oedeem) – 5
  • syndroom van Worster-Drought (congenitaal perisylvian syndroom) – 5
  • gebruik van lenalidomide (Revlimid) – 5
  • mixed connective tissue disease – 5
  • botulisme – 5
  • ziekte van Behçet – 5
  • chorea van Sydenham (chorea minor) – 4
  • CHARGE-syndroom – 4
  • gebroken eerste nekwervel (fractuur van de atlas) – 4
  • gebruik van Humira (adalimumab) – 4
  • spontaan pneumomediastinum – 4
  • medullair schildklierkanker (medullair schildkliercarcinoom) – 4
  • ziekte van Huntington (chorea van Huntington) – 4
  • ontwrichting van de eerste halswervel (atlanto-axiale dislocatie) – 4
  • gastrointestinale stromatumor van de slokdarm (GIST van de oesofagus) – 4
  • anaplastische schildklierkanker (anaplastische schildkliercarcinoom) – 4
  • verwonding aan de nervus laryngeus (letsel van de nervus laryngeus) – 4
  • struma van de tong – 4
  • ontsteking van de hersenen met antistoffen tegen de NMDA-receptor (anti-NMDA-receptor encefalitis) – 3
  • MELAS-syndroom – 3
  • papilloom van de huig (uvulapapilloom) – 3
  • syndroom van Rett – 3
  • syndroom van Plummer-Vinson – 3
  • gezwel van de zwezerik (thymoom) – 3
  • lymfangioom in de hals (hygroma cysticum colli) – 3
  • gladde hersenen (klassieke lissencefalie) – 3
  • ontwrichting van het gewricht tussen sleutelbeen en borstbeen met verplaatsing van het sleutelbeen naar achteren (posterieure luxatie van het sternoclaviculaire gewricht) – 2
  • syndroom van Stickler – 2
  • ziekte van Wilson (hepatolenticulaire degeneratie) – 2
  • vertraagde post-hypoxische leukencefalopathie (vertraagde post-hypoxische leukencefalopathie) – 2
  • ziekte van Kennedy (spinobulbaire musculaire atrofie) – 2
  • papilloom van het wangslijmvlies (papilloom van het wangslijmvlies) – 2
  • papilloom van het zachte gehemelte (papilloom van het palatum molle) – 2
  • syndroom van Lambert-Eaton (Lambert-Eaton myastheen syndroom) – 2
  • kwaadaardig gezwel van de zwezerik (maligne thymoom) – 2
  • syndroom van Smith-Magenis – 2
  • chronische inflammatoire demyeliniserende polyneuropathie – 2
  • erfelijke maagkanker (erfelijke diffuse maagkanker) – 2
  • geïnfecteerde mediane halscyste – 2
  • gezwel van de hersenstam (tumor van de hersenstam) – 2
  • ontsteking van de onderkaak (osteomyelitis van de mandibula) – 2
  • syndroom van Vernet – 2
  • slijmvliespemfigoïd (cicatricieel pemfigoïd) – 2
  • inclusion body myositis – 2
  • lymfeklierkanker van de schildklier (primair lymfoom van de schildklier) – 2
  • vergiftiging met fenol (fenol intoxicatie) – 2
  • ziekte van Chagas – 2
  • schildklier achter op de tong (linguale schildklier) – 2
  • autosomaal dominante spinocerebellaire ataxie type 3 – 2
  • divertikel van Killian-Jamieson – 2
  • papilloom van de keelamandelen (tonsilpapilloom) – 2
  • primaire amyloïdose – 2
  • gebruik van Cymevene (ganciclovir) – 2
  • syndroom van Allgrove (triple-A syndroom) – 1,4
  • ziekte van Steinert (myotone dystrofie type 1) – 1,4
  • lymfeklierkanker in de hersenen (primair lymfoom van de hersenen) – 1,2

Extreem zeldzame oorzaken voor moeite met slikken (<1/jaar)

  • syfilis van het zenuwstelsel (neurosyfilis) – 1,0
  • cysten in de long (bronchogene cysten) – 1,0
  • gebruik van Invega® (paliperidon) – 1,0
  • laterale sclerose (primaire laterale sclerose) – 1,0
  • juveniele dermatomyositis – 0,9
  • ontsteking van de hersenstam (Bickerstaff) (hersenstamencefalitis van Bickerstaff) – 0,9
  • ziekte van Thomsen (autosomaal dominante congenitale myotonie van Thomsen) – 0,9
  • aconitine-vergiftiging (aconitine-intoxicatie) – 0,9
  • oculofaryngeale spierdystrofie (oculofaryngeale musculaire dystrofie) – 0,9
  • ataxie van Friedreich – 0,9
  • kanker van spierweefsel in de keelholte (rabdomyosarcoom in de keelholte) – 0,9
  • syndroom van Gradenigo – 0,9
  • antisynthetase syndroom – 0,8
  • cri-du-chat syndroom – 0,8
  • gebruik van Xeplion® (paliperidon) – 0,8
  • craniofaryngioom – 0,8
  • glomus vagale tumor – 0,8
  • wondbotulisme – 0,7
  • gebruik van Victrelis (boceprevir) – 0,7
  • kinderverlamming (poliomyelitis) – 0,7
  • ziekte van Pompe (glycogeenstapelingsziekte type II) – 0,6
  • ziekte van Unverricht Lundborg (progressieve myoclonus epilepsie type 1) – 0,6
  • vergiftiging door Dieffenbachia plant (intoxicatie door Dieffenbachia plant) – 0,6
  • adrenoleukodystrofie – 0,6
  • erfelijk angio-oedeem type 3 (hereditair angio-oedeem type 3) – 0,6
  • aangeboren myasthenie (congenitale myasthenie) – 0,6
  • syndroom van Cornelia de Lange – 0,5
  • ziekte van Canavan (spongiforme leukodystrofie van Canavan) – 0,5
  • nemaline myopathie – 0,5
  • stellatumblokkade (zenuwblokkade van het ganglion stellatum) – 0,5
  • periodieke verlamming tijdens thyreotoxische crisis (thyreotoxische periodieke paralyse) – 0,5
  • ziekte van Krabbe – 0,5
  • auto-immuun necrotiserende myopathie – 0,4
  • ziekte van Batten (juveniele neuronale ceroïdlipofuscinose) – 0,4
  • bilaterale perisylvische polymicrogyrie – 0,4
  • parkinsonisme na een ontsteking aan de hersenen (postencefalitisch parkinsonisme) – 0,4
  • syndroom van Fazio-Londe – 0,4
  • cyste boven de stembanden (supraglottische larynxcyste) – 0,3
  • syndroom van Riley-Day (familiaire dysautonomie) – 0,3
  • gebruik van allergeenextract graspollen (Allergovit, Alutard, Pollinex, Purethal) – 0,3
  • gebruik van pregabaline (Lyrica) – 0,3
  • syndroom van Leigh – 0,3
  • tekort aan het enzym pyruvaatdehydrogenase (pyruvaatdehydrogenase deficiëntie) – 0,3
  • tekort aan BH4 (BH4-deficiëntie) – 0,3
  • lassakoorts – 0,2
  • ziekte van Alexander (dysmyelogenetische leukodystrofie) – 0,2
  • aantasting van de zenuwschede van zenuwcellen in de hersenstam (centrale pontiene myelinolyse) – 0,2
  • PKAN (voorheen ziekte van Hallervorden-Spatz) – 0,2
  • tetanus – 0,14
  • syndroom van Moebius – 0,14
  • syndroom van Aicardi–Goutières – 0,14
  • syndroom van Pallister-Killian (tetrasomie 12p mosaïcisme) – 0,14
  • Leishmania-infectie van de slijmvliezen (mucocutane leishmaniasis) – 0,13
  • Leishmania-infectie van de huid (cutane leishmaniasis) – 0,13
  • infectie van de hersenstam door Listeria bacterie (rombencefalitis door Listeria monocytogenes) – 0,12
  • tekort aan het enzym PTPS (PTPS deficiëntie) – 0,12
  • ziekte van Farber (ceramidase deficiëntie) – 0,12
  • campomele dysplasie – 0,11
  • neuroferritinopathie – 0,10
  • metachromatische leukodystrofie – 0,08
  • syndroom van Alpers – 0,07
  • paramyotonia congenita – 0,06
  • spinale spieratrofie type IV (spinale musculaire atrofie type IV) – 0,06
  • motorneuronziekte van Madras – 0,06
  • ziekte van Jansky-Bielschowsky (laat infantiele NCL) – 0,05
  • infantiele NCL – 0,05
  • spinocerebellaire ataxie type 13 – 0,05
  • juveniele primaire laterale sclerose – 0,04
  • familial isolated vitamin E deficiency – 0,03
  • aangeboren tekort aan het enzym lysosomaal beta-mannosidase (beta-mannosidose) – 0,03
  • toxisch oliesyndroom – 0,03
  • hondsdolheid (rabies) – 0,004
  • kuru – 0,001

Engelse vertaling voor ‘moeite met slikken’

difficulty swallowing, dysphagia

Synoniemen

Andere namen voor moeite met slikken zijn slikklachten, slikproblemen, problemen met slikken, moeilijk slikken, slikmoeilijkheden, niet kunnen slikken, dysfagie, disfagie, orofaryngeale dysfagie, slikstoornis, slikstoornissen, moeilijkheden bij het slikken


Gepubliceerd door: Simpto.nl
Datum van publicatie: 1 juni 2016
Auteur: Erwin Douwes
Laatst bijgewerkt op: 5 november 2018

Scroll naar boven