Bijgewerkt op 12 december 2023
Dik onderbeen – Oorzaken
Er zijn veel verschillende oorzaken voor het ontstaan van een dik onderbeen. De meest bekende oorzaak is een trombosebeen. Daarnaast is ophoping van vocht in het onderbeen een veel voorkomende oorzaak. Meestal ontstaat dat doordat de bloedvaten in het onderbeen het bloed niet meer goed afvoeren richting het hart. Hierdoor treedt vocht vanuit het bloed in de weefsels. Daar hoopt het zich op. Zo ontstaat zwelling van het onderbeen.
Verder kan een opgezwollen onderbeen worden veroorzaakt door een kneuzing, lymfoedeem, infectie of bloeding. Zeldzamere oorzaken voor zwelling van het onderbeen zijn kneuzing, een botbreuk en een gezwel in het onderbeen.
Op de foto hieronder wordt de zwelling van het rechter onderbeen veroorzaakt door lymfoedeem.
Kijk voor een uitgebreid overzicht van oorzaken voor een dik onderbeen onderaan deze webpagina (dik been – differentiaaldiagnose).
Hoe wordt de diagnose gesteld?
Om te achterhalen wat de oorzaak van het dikke onderbeen is kan de arts (1) vragen stellen, (2) lichamelijk onderzoek doen, en (3) aanvullend onderzoek aanvragen. Het aanvullend onderzoek kan laboratoriumonderzoek en/of beeldvormend onderzoek zijn.
Interview met de patiënt
De arts zal vragen hoe lang het onderbeen al dik is, of er iets gebeurd is waardoor het been dik is geworden, en of er andere klachten zijn.
De meest voorkomende oorzaak voor een opgezwollen been is trombose. De arts zal daarom vragen naar risicofactoren voor trombose, zoals bedlegerigheid, operatie en/of gebruik van de anticonceptiepil. Ook kanker verhoogt de kans op het krijgen van trombose.
Lichamelijk onderzoek
Bij lichamelijk onderzoek zal de arts beoordelen of het onderbeen pijnlijk is, warm aanvoelt en/of of het onderbeen rood verkleurd is. Ook zal worden gekeken of er sprake is van spataderen.
Als de arts ‘putjes’ kan drukken in het onderbeen wijst dat op oedeem als oorzaak van de zwelling. Vaak zal oedeem leiden tot zwelling van beide onderbenen.
Bloedonderzoek
De arts kan besluiten om bloedonderzoek aan te vragen. Als de ontstekingswaarden daarin verhoogd zijn wijst dat op een ontsteking of infectie als oorzaak van de zwelling.
Verhoogde d-dimeer waarde wijst op een trombosebeen als oorzaak van de zwelling.
Beeldvormend onderzoek
Als de arts vermoedt dat er sprake is van een trombosebeen zal meestal beeldvormend onderzoek worden aangevraagd. Met behulp van echo-doppler onderzoek kan een trombosebeen worden aangetoond.
Op een röntgenfoto van het onderbeen worden afwijkingen aan het skelet zichtbaar. Zo zal een botbreuk van het scheenbeen (tibiafractuur) zichtbaar zijn op een röntgenfoto. Hetzelfde geldt voor een gezwel van het scheenbeen.
Oorzaken dik onderbeen – opgesplitst naar GESLACHT en LEEFTIJD
Synoniemen
Andere namen voor dik onderbeen zijn zwelling onderbeen, zwelling van het onderbeen, gezwollen onderbeen, en opgezwollen onderbeen.
Engelse vertaling
swelling of the lower leg, lower leg swelling
Dik onderbeen – Differentiaal Diagnose (DD)
Hieronder een lijst met oorzaken van een zwelling van het onderbeen. Het getal achter de oorzaak is een schatting van het aantal mensen dat jaarlijks vanwege die oorzaak een dik been krijgt.
Veel voorkomende oorzaken dik onderbeen: >1.000/jaar
- trombosebeen (diepe veneuze trombose van het been) – 10.176
- slecht werkende aders in de benen (chronische veneuze insufficiëntie) – 7.616
- oppervlakkige trombose van een ader in het onderbeen (tromboflebitis van het onderbeen) – 6.360
- spataderen aan de benen (varices van de vena saphena magna) – 5.560
- gekneusd onderbeen (contusie van de onderbeen) – 3.180
- gebroken enkel (malleolusfractuur) – 2.970
- gebroken scheenbeen (tibiaschacht fractuur) – 2.624
- posttrombotisch syndroom – 1.749
- gebroken kuitbeen (fibulafractuur) – 1.574
- ontsteking van het onderhuidse bindweefsel van het onderbeen (cellulitis van het onderbeen) – 1.077
Zeldzamere oorzaken dik onderbeen: <1.000/jaar
- complex regionaal pijnsyndroom van het onderbeen (CRPS1 van het onderbeen) – 982
- insectenbeet op het onderbeen (insectenbeet op het onderbeen) – 975
- zweepslag (partiële gastrocnemiusruptuur) – 826
- hypostatisch eczeem – 608
- compartimentsyndroom van het onderbeen – 590
- spierafbraak (rabdomyolyse) – 378
- wondroos van het onderbeen (erysipelas van het onderbeen) – 370
- lymfoedeem van het been – 347
- lipodermatosclerose – 261
- ontsteking van bloedvaten door lichamelijke inspanning (inspannings-geïnduceerde vasculitis) – 183
- bloedprop in een ader in het bekken (bekkenvenetrombose) – 118
- acrodermatitis chronica atrophicans – 87
- vitamine B1-tekort (thiaminedeficiëntie) – 62
- gebarsten kniekuilcyste (geruptureerde Bakerse cyste) – 48
- verwijding van de slagader in de knieholte (aneurysma van de A. poplitea) – 45
- phlegmasia alba dolens – 38
- phlegmasia cerulea dolens – 38
- ziekte van Caffey (infantiele corticale hyperostose) – 35
- ziekte van Marie-Bamberger (hypertrofische osteoartropathie) – 32
- erytromelalgie – 18
- polyarteritis nodosa van de huid (cutane polyarteritis) – 18
Zeer zeldzame oorzaken dik been: <10/jaar
- gebarsten aneurysma van de slagader in de knieholte (geruptureerd aneurysma van de A. poplitea) – 9
- aneurysmatische botcyste van het kuitbeen (aneurysmatische botcyste van de fibula) – 8
- reusceltumor van het onderbeen (reusceltumor van de tibia) – 7
- syndroom van Klippel-Trénaunay – 7
- lokale spierontsteking in de kuit (focale myositis van de M. gastrocnemius) – 5
- ontwrichting van de knie (luxatie van het kniegewricht) – 5
- afsterven van spierweefsel met verkalking aan het onderbeen (calcificerende musculaire necrose van het onderbeen) – 5
- insectenbeten (insectenbeten) – 3
- fibreuze dysplasie van het scheenbeen (fibreuze dysplasie van de tibia) – 2
- osteosarcoom van het scheenbeen (osteosarcoom van de tibia) – 2
- abces van Brodie van het scheenbeen (subacute osteomyelitis van de tibia) – 2
- ziekte van Milroy (hereditair lymfoedeem type 1) – 1
- podoconiose – 1
- epitheloïd hemangio-endothelioom van het onderbeen – 0,8
- onderhuidse dirofilariasis (subcutane dirofilariasis) – 0,7
- Buruli ulcus – 0,6
- erfelijke multipele exostosen (hereditaire multipele exostosen) – 0,6
- membranoproliferatieve glomerulonefritis type I – 0,5
- olifantsziekte (lymfatische filariasis) – 0,5
- gezwel in het bekkengebied (bekkentumor) – 0,2
- Ewing sarcoom van het scheenbeen (Ewing sarcoom van de tibia) – 0,2
- syndroom van Bruck – 0,1
- idiopathische membranoproliferatieve glomerulonefritis (membranoproliferatieve glomerulonefritis type II) – 0,1
- syndroom van Aagenaes (cholestase-lymfoedeem syndroom) – 0,1
Niet gevonden wat je zocht?
Hieronder kun je reageren op dit artikel. Je kunt feedback geven op het artikel, vragen stellen en/of aanvullingen of adviezen geven. Andere lezers kunnen daar weer op reageren. Zo kan een levendige discussie ontstaan. Reacties worden niet automatisch gepubliceerd. Dit gebeurt nadat ze door de redactie van Simpto.nl gezien zijn. Daar kan soms enige uren overheen gaan.