Bijgewerkt op 24 oktober 2024 door Simpto.nl
Bloed braken
Met ‘bloed braken’ wordt bedoeld het opbraken van bloed, bloederig slijm of bloederig braaksel. Het is een symptoom waarvoor altijd een arts geraadpleegd moet worden.
De medische term voor bloed braken is ‘haematemesis’ of ‘hematemesis’.
Oorzaken van bloed braken
Hieronder een uitgebreide lijst met mogelijke oorzaken van ‘bloed braken’. Het getal achter de oorzaak is een schatting van het aantal mensen dat jaarlijks in Nederland vanwege die oorzaak bloed opbraakt.
Veel voorkomende oorzaken van bloed braken: >1.000/jaar
- maagbloeding – 5.625
- gebruik van NSAID’s – 5.000
- chronische ontsteking van de maag (chronische gastritis) – 2.700
- buikgriep door norovirus (norovirusinfectie) – 1.350
- maagbreuk (sliding hernia diafragmatica) – 1.140
- Barrett slokdarm (Barrett oesofagus) – 1.000
Minder vaak voorkomende oorzaken van bloed braken: <1.000/jaar
- bloeding uit slokdarmspataderen (oesofagusvaricesbloeding) – 864
- bloedende slagader in de maag (dieulafoy-laesie) – 632
- Mallory-Weiss scheurtjes – 548
- gaatje in de maag (maagperforatie) – 450
- ontsteking van de maag (acute gastritis) – 450
- zwangerschap (graviditeit) – 400
- vertraagde maaglediging (gastroparese) – 387
- maagkanker (maagcarcinoom) – 360
- verhoogde druk in de poortader (portale hypertensie) – 358
- gebruik van acetylsalicylzuur (Aspirine) – 320
- gebruik van antikankermiddelen (chemotherapie) – 200
- slokdarmkanker (oesofaguscarcinoom) – 198
- refluxziekte (gastro-oesofageale refluxziekte) – 180
- ziekte van Ménétrier – 180
- zweer van de dunne darm (ulcus duodeni) – 180
- gebruik van ibuprofen (Brufen) – 148
- tekort aan bloedplaatjes (trombocytopenie) – 148
- afsterven van de nierbuisjes (acute tubulusnecrose) – 145
- maagzweer (ulcus ventriculi) – 140
- verzuring door alcoholgebruik (alcoholische ketoacidose) – 135
- gebruik van acenocoumarol (Sintrom) – 120
- hoge bloeddruk (essentiële hypertensie) – 110
Zeldzame oorzaken van bloed braken: <100/jaar
- alcoholische leverziekte – 96
- gaatje in de slokdarm (oesofagusperforatie) – 95
- gebruik van nitrofurantoïne (Furabid / Furadantine) – 90
- hartaanval (myocardinfarct) – 82
- stress gastritis – 78
- syndroom van cyclisch braken – 75
- slokdarmzweer (ulcus oesofagi) – 72
- alcoholverslaving (chronisch alcoholisme) – 70
- cocaïne overdosis (cocaïne intoxicatie) – 66
- aangeboren vernauwing van de maaguitgang (pylorushypertrofie) – 60
- hartaanval van de voorwand van het hart (voorwandinfarct) – 50
- levercirrose – 50
- chronisch nierfalen (chronische nierinsufficiëntie) – 50
- necrotiserende enterocolitis – 44
- bloedende spataderen in de maag (bloedende fundusvarices) – 44
- ontsteking van de maag door alcoholgebruik (alcoholische gastritis) – 40
- ziekte van Lyme (lymeborreliose) – 37
- gebruik van rosuvastatine (Crestor) – 36
- voorwerp in de slokdarm (corpus alienum in de oesofagus) – 36
- gebruik van naproxen (Aleve, Femex, Naprosyne, Naprovite) – 35
- fistel tussen de grote lichaamsslagader en de dunne darm (aortoduodenale fistel) – 34
- reuma (reumatoïde artritis) – 32
- gebruik van fluconazol (Diflucan) – 30
- gebruik van glimepiride (Amaryl) – 28
- gebruik van mebeverine (Duspatal) – 28
- hepatorenaal syndroom – 26
- vitamine K-tekort (vitamine K-deficiëntie) – 25
- boezemflutter (atriumflutter) – 24
- slecht werkende nieren (acute nierinsufficiëntie) – 24
- Candida-infectie van de slokdarm (Candida oesofagitis) – 23
- gescheurde slokdarm (oesofagusruptuur) – 22
- gebruik van metronidazol (Flagyl) – 20
- gebruik van nadroparine (merknaam: Fraxiparine) – 20
- erfelijke maagkanker (erfelijke diffuse maagkanker) – 19
- myelodysplastisch syndroom – 17
- gebruik van geneesmiddelen tegen epilepsie (gebruik van anti-epileptica) – 16
- ziekte van Pfeiffer (mononucleosis infectiosa) – 16
- bloedvergiftiging (sepsis) – 15
- ziekte van Von Willebrand – type 1 – 15
- gebruik van meloxicam (Movicox) – 14
- vernauwing van de slokdarm (oesofagusstrictuur) – 14
- gebruik van Avastin (bevacizumab) – 13
- trombose van de darmader (mesenteriaalvenetrombose) – 13
- gebruik van clopidogrel (Plavix) – 12
- ontsteking van de slokdarm door inname van etsende stoffen (caustische oesofagitis) – 12
- gebruik van doxorubicine – 10
- infectie met het cytomegalovirus (cytomegalie) – 10
- paraneoplastisch verschijnsel (paraneoplastisch syndroom) – 10
Zeer zeldzame oorzaken van bloed braken: <10/jaar
- SLE (lupus) – 8
- gebruik van fenytoïne (Diphantoïne) – 8
- syndroom van Heyde – 8
- invasieve aspergillose (gedissemineerde aspergillose) – 7
- buitenbaarmoederlijke zwangerschap (extra-uteriene graviditeit) – 7
- verwonding aan de slokdarm (oesofagusletsel) – 7
- bloeduitstorting in de wand van de slokdarm (oesofagushematoom) – 6
- trombose van de miltader (vena lienalis trombose) – 6
- sarcoïdose – 5
- ingeslikt bloed van bijv. bloedneus – 5
- toxocariasis – 5
- acute necrotiserende oesofagitis – 5
- portal hypertensive gastropathy – 5
- vernauwing van de aortaklep (aortakleptstenose) – 4
- syndroom van Münchhausen – 4
- tekort aan alfa-1-antitrypsine (alfa-1-antitrypsine deficiëntie) – 4
- gebruik van amiodaron (Cordarone) – 4
- na aanleggen van een portocavale shunt – 4
- gebruik van abciximab (ReoPro) – 4
- ziekte van Rendu-Osler-Weber (hereditaire hemorrhagische teleangiëctasie) – 4
- maligne hypertensie (maligne hypertensie) – 3
- dengue hemorrhagische koorts (dengue hemorrhagische koorts) – 3
- aantasting van het hart door hoge bloeddruk (hypertensieve hartziekte) – 3
- kalkneerslag in de nieren (nefrocalcinose) – 3
- tekort aan bloedplaatjes bij pasgeborenen door antilichaamreactie (neonatale allo-immuuntrombocytopenie) – 3
- tekort aan het enzym glucose-6-fosfaat dehydrogenase (glucose-6-fosfaat dehydrogenase deficiëntie) – 3
- ziekte van Von Willebrand – type 2 – 3
- gebruik van colchicine – 3
- gastrinoom van de alvleesklier – 3
- aanhoudende ontsteking van de alvleesklier (chronische pancreatitis) – 3
- ontsteking van het hartzakje door bacterie (bacteriële pericarditis) – 2
- overdosis XTC (ecstasy intoxicatie) – 2
- trombose van de poortader (vena porta trombose) – 2
- verhoogde druk in de longslagader veroorzaakt door andere ziekte (secundaire pulmonale hypertensie) – 2
- hantavirus-infectie – 2
- bloedvergiftiging door een katheter in een bloedvat (lijnsepsis) – 2
- diffuse intravasale stolling – 2
- gebruik van leflunomide (Arava) – 2
- gebruik van vincristine (Oncovin) – 2
- hartaanval van de achterwand van het hart (achterwandinfarct) – 2
- HELLP-syndroom – 2
- ijzerstapelingsziekte (hemochromatose) – 2
- gebruik van Ammonaps (fenylbutyraat) – 2
- chronische hepatitis C – 2
- kattenkrabziekte – 2
- maagpoliep – 2
- ziekte van Kahler (multipel myeloom) – 2
- ziekte van Von Willebrand – type 3 – 2
- syfilis (primaire syfilis) – 1,4
- kopervergiftiging (koperintoxicatie) – 1,4
- syndroom van Wolff-Parkinson-White – 1,3
- viskruikinfarct (takotsubo cardiomyopathie) – 1,3
- chronische lymfatische leukemie (chronische lymfatische B-celleukemie) – 1,3
- syndroom van Sjögren (primair Sjögren-syndroom) – 1,2
- ziekte van Behçet – 1,2
- vitamine B1-tekort (thiaminedeficiëntie) – 1,2
- infectie in het hart (infectieuze endocarditis) – 1,1
- folliculair lymfoom – 1,0
- compartimentsyndroom van de buik (abdominaal compartimentsyndroom) – 1,0
- gebruik van sulfasalazine – 1,0
- infectie door parvovirus B19 – 1,0
- gastrinoom van de dunne darm – 1,0
Extreem zeldzame oorzaken van bloed braken: <1/jaar
- acute myeloïde leukemie – 0,9
- ziekte van Werlhof (idiopathische trombocytopenische purpura) – 0,9
- ziekte van Hodgkin (Hodgkin-lymfoom) – 0,8
- ijzerstapeling in de longen (primaire pulmonale hemosiderose) – 0,8
- syndroom van Budd-Chiari – 0,8
- afsterven van weefsel in de milt door slechte doorbloeding (miltinfarct) – 0,7
- HIV-infectie (acute HIV-infectie) – 0,7
- essentiële trombocytemie – 0,7
- hemofilie A (factor VIII-deficiëntie) – 0,7
- verbindweefseling van het beenmerg (primaire myelofibrose) – 0,6
- aspirin-like defect – 0,6
- huidbloedingen na bloedtransfusie (posttransfusie purpura) – 0,6
- ontsteking van de slokdarm door cytomegalovirus (CMV-oesofagitis) – 0,6
- polycytemie (polycytemia vera) – 0,6
- MALT-lymfoom van de maag – 0,6
- carcinoïd – 0,6
- Krim-Congo hemorragische koorts (Krim-Congo hemorragische koorts) – 0,6
- syndroom van Guillain-Barré – 0,6
- aangeboren cytomegalie (congenitale cytomegalovirusinfectie (symptomatisch)) – 0,5
- gebruik van mesalazine (Asacol, Pentasa, Salofalk) – 0,5
- gebruik van paclitaxel – 0,5
- jeugdreuma (juveniele idiopathische artritis) – 0,5
- koolmonoxidevergiftiging (acute koolmonoxideintoxicatie) – 0,5
- overdosis acetylsalicylzuur (salicylaatintoxicatie) – 0,5
- verstijving van de hartspier (restrictieve cardiomyopathie) – 0,5
- mixed connective tissue disease – 0,5
- chronische myeloïde leukemie – 0,5
- duplicatiecyste van de maag – 0,5
- Strongyloides hyperinfectie syndroom – 0,5
- malaria – 0,5
- syndroom van Shwachman-Diamond – 0,4
- verbindweefseling van de lever door verstopping in de galkanaaltjes (primaire biliaire cirrose) – 0,4
- gebruik van piroxicam – 0,4
- hemolytisch uremisch syndroom (typische HUS) – 0,4
- rhesusziekte (rhesus antagonisme) – 0,4
- knokkelkoorts (dengue) – 0,4
- auto-immuun hemolytische anemie – 0,3
- zwarte schimmel (mucormycose) – 0,3
- acute lymfatische leukemie – 0,3
- gebruik van mycofenolaatmofetil (CellCept) – 0,3
- gebruik van mycofenolzuur (Myfortic) – 0,3
- gebruik van Pradaxa (dabigatran) – 0,3
- lassakoorts – 0,3
- polyarteritis nodosa van de huid (cutane polyarteritis) – 0,3
- serumziekte door geneesmiddelen (serumziekte door geneesmiddelen) – 0,3
- spataderen in de maag (fundusvarices) – 0,3
- syndroom van Sandifer – 0,3
- toxisch megacolon – 0,3
- vitamine E-vergiftiging (hypervitaminose E) – 0,3
- syndroom van Eisenmenger – 0,3
- haarcelleukemie (hairy-cell leukemie) – 0,3
- syndroom van Felty – 0,3
- ziekte van Wilson (hepatolenticulaire degeneratie) – 0,3
- polyarteritis nodosa- 0,3
- primaire amyloïdose – 0,3
- blue rubber bleb nevus syndroom – 0,2
- syndroom van Peutz-Jeghers – 0,2
- verworven hemofilie A – 0,2
- auto-immuun lymfoproliferatief syndroom type II – 0,2
- duplicatiecyste van de dunne darm – 0,2
- grijze bloedplaatjes syndroom (gray platelet syndroom) – 0,2
- POEMS syndroom – 0,2
- syndroom van Ogilvie (idiopathische intestinale pseudo-obstructie) – 0,2
- tekort aan fosfaat in het bloed (hypofosfatemie) – 0,2
- ziekte van Moschcowitz (trombotische trombocytopenische purpura) – 0,2
- mantelcellymfoom – 0,2
- purpura fulminans – 0,2
- sarcoïdose van de maag – 0,2
- Ebola koorts (Ebola hemorrhagische koorts) – 0,2
- aangeboren toxoplasmose (congenitale toxoplasmose) – 0,2
- erythroblastosis foetalis – 0,2
- Middellandse zeekoorts (familiaire mediterrane koorts) – 0,2
- nierbekkenontsteking met gasvorming rond de nieren (emfysemateuze pyelonefritis) – 0,2
- ziekte van Waldenström (macroglobulinemie van Waldenström) – 0,2
- Marburg hemorrhagische koorts – 0,1
- vergiftiging met ricine (orale ricine intoxicatie) – 0,1
- gebruik van Brilique (ticagrelor) – 0,1
- sikkelcelziekte (sikkelcelanemie) – 0,1
- hemofilie B (factor IX-deficiëntie) – 0,1
- syndroom van Scott – 0,1
- vernauwing van de mitraalklep (mitralisstenose) – 0,1
- antifosfolipidensyndroom – 0,1
- bloeding in het ruggenmerg (hematorrachie) – 0,1
- bloedvergiftiging door Streptococcus pyogenes (Streptococcus pyogenes sepsis) – 0,1
- gebruik van ifosfamide – 0,1
- gebruik van Rapamune (sirolimus) – 0,1
- hart met onderontwikkelde linker kamer (hypoplastisch linkerhart syndroom) – 0,1
- marginalezonelymfoom (milt-marginale zone B-cel lymfoom) – 0,1
- syndroom van DiGeorge – 0,1
- tekort aan bloedplaatjes door infectie met de Helicobacter-bacterie (H. pylori-geïnduceerde trombocytopenie) – 0,1
- toxoplasmose (systemische toxoplasmose) – 0,1
- tropische splenomegalie-syndroom – 0,1
- verbindweefseling van het spierweefsel van het hart (endomyocardiale fibrose) – 0,1
- chronische myelomonocytaire leukemie – 0,1
- marmerbeenziekte (osteopetrose) – 0,1
- syndroom van Caroli – 0,1
- asbestziekte (asbestose) – 0,1
- Lady Windermere-syndroom (pulmonale Mycobacterium avium complex infectie) – 0,1
- primaire scleroserende cholangitis (primaire scleroserende cholangitis) – 0,1
- ziekte van Weil (leptospirose) – 0,1
- angioimmunoblastair T-cel lymfoom – 0,1
- thyreotoxische crisis – 0,1
- gebruik van etacrynezuur (Edecrin) – 0,1
- aplastische anemie – 0,1
- atypisch hemolytisch uremisch syndroom (atypische HUS) – 0,1
- Kyasanur forest disease – 0,1
- ziekte van Chagas – 0,1
- TAR-syndroom – 0,1
- trombose van de leverader (vena hepatica trombose) – 0,1
- syndroom van Kasabach-Merritt – 0,1
- aangeboren herpesinfectie (congenitale herpes) – 0,1
- aangeboren vernauwing van de grote lichaamsslagader (coarctatio aortae) – 0,1
- alfa-thalassemie – 0,1
- beta-thalassemie – 0,1
- buiktyfus – 0,1
- hemangioom van de dikke darm (hemangioom van het colon) – 0,1
- hemolytisch uremisch syndroom (volwassen vorm) – 0,1
- overgevoelig voor heparine (allergische reactie op heparine) – 0,1
- paratyfus – 0,1
- spierdystrofie van Duchenne (musculaire dystrofie van Duchenne) – 0,1
- tekort aan bloedplaatjes door heparine (heparine-geïnduceerde trombocytopenie) – 0,1
- tekort aan het enzym alfa-mannosidase – 0,1
- histoplasmose – 0,05
- zwarte koorts (viscerale leishmaniasis) – 0,04
- aangeboren verbindweefseling van de lever (congenitale leverfibrose) – 0,04
- babesiose – 0,04
- cryoglobulinemie type II – 0,04
- hemofilie C (factor XI-deficiëntie) – 0,04
- loopgravenkoorts (infectie met Bartonella quintana) – 0,04
- lupussyndroom bij pasgeboren baby (neonataal lupussyndroom) – 0,04
- pseudoxanthoma elasticum – 0,04
- ziekte van Castleman – 0,04
- mijnworminfectie (ancylostomiasis) – 0,04
- cryoglobulinemie type III – 0,03
- mestcelziekte (systemische mastocytose) – 0,03
- promyelocytenleukemie – 0,03
- syndroom van Bernard-Soulier – 0,03
- syndroom van Lambert-Eaton (Lambert-Eaton myastheen syndroom) – 0,03
- ziekte van Glanzmann (Glanzmann-thrombastenie) – 0,03
- Omsk hemorrhagic fever – 0,03
- gele koorts – 0,03
- miltvuur (anthrax) – 0,03
- aangeboren amegakaryocytaire trombocytopenie (congenitale amegakaryocytaire trombocytopenie) – 0,02
- aangeboren syfilis (congenitale syfilis) – 0,02
- aanvalsgewijze nachtelijke hemoglobinurie (paroxismale nachtelijke hemoglobinurie) – 0,02
- Afrikaanse slaapziekte (trypanosomiasis) – 0,02
- auto-immuun enteropathie – 0,02
- chikungunya – 0,02
- CREST-syndroom (limited cutaneous sclerosis) – 0,02
- histiocytose (Langerhans-cel histiocytose) – 0,02
- leverbotinfectie (fascioliasis) – 0,02
- tekort aan mitochondriaal complex III (mitochondriaal complex III-deficiëntie) – 0,02
- congenital disorder of glycosylation type Ia – 0,02
- eosinofiele fasciitis – 0,02
- gebruik van eptifibatide (Integrelin) – 0,02
- gebruik van tirofiban (Aggrastat) – 0,02
- HSE-syndroom (hemorragische shock encefalopathie-syndroom) – 0,02
- IgD-multipel myeloom – 0,02
- storage pool disease – 0,02
- subcutaan panniculitis-achtig T-cellymfoom – 0,02
- syndroom van Evans – 0,02
- T-LGL-leukemie – 0,02
- verworven hemofagocytair syndroom (secundaire hemofagocytaire lymfohistiocytose) – 0,02
- ziekte van Whipple – 0,02
- syndroom van Schmidt (polyglandulair auto-immuunsyndroom type II) – 0,02
- syndroom van Sézary – 0,02
- koortsaanvallen na tekenbeet (febris recurrens door Borrelia recurrentis) – 0,01
- sarcoom van bloedvaten in de lever (hemangioendotheliaal sarcoom van de lever) – 0,01
- ziekte van Niemann-Pick – 0,01
- koortsaanvallen na luizenbeet (febris recurrens door Borrelia duttoni) – 0,01
- tekort aan transcobalamine-II (congenitale transcobalamine-II-deficientie) – 0,01
- acute erytremie en erytroleukemie – 0,01
- endemische vlektyfus – 0,01
- hersenvliesontsteking door Toscana-virus (meningitis door Toscana-virus) – 0,01
- lymfeklierkanker in de bloedvaten (intravasculair lymfoom) – 0,01
- megakaryoblastaire leukemie (acute megakaryoblastaire leukemie) – 0,01
- onyalai – 0,01
- refeeding-syndroom – 0,01
- wandelende milt (ectopische milt) – 0,01
- aangeboren tekort aan carnitine (primaire carnitinedeficiëntie) – 0,01
- arseenvergiftiging (arsenicumintoxicatie) – 0,01
- Fanconi anemie – 0,01
- ross-river-virus infectie – 0,01
- stralingsziekte (acute stralingsziekte) – 0,01
- syndroom van Morquio (mucopolysacharidose IV) – 0,01
- ziekte van Gaucher – 0,01
- syndroom van Sebastian – 0,01
- erytropoëtische protoporfyrie – 0,01
- syndroom van Sanfilippo (mucopolysacharidose III) – 0,01
- chronisch lijmsnuiven – 0,004
- draaiing van de miltslagader (torsie van de arteria lienalis) – 0,004
- dyserytropoëtische anemie met trombocytopenie – 0,004
- dyskeratosis congenita – 0,004
- ehrlichiose (humane monocytaire ehrlichiose) – 0,004
- hepatosplenaal gamma/delta-lymfoom – 0,004
- NK-LGL-leukemie – 0,004
- polyglandulair auto-immuunsyndroom type I – 0,004
- syndroom van Hoyeraal-Hreidarsson (progressieve pancytopenie-immuundeficiëntie-cerebellaire hypoplasie) – 0,004
- syndroom van Schnitzler – 0,004
- verbindweefseling van het beenmerg met verlaagd aantal bloedcellen (acute panmyelose met myelofibrose) – 0,004
- ziekte van Keshan – 0,004
- ziekte van Maroteaux-Lamy (mucopolysacharidose type VI) – 0,004
- syndroom van Epstein – 0,003
- Blackfan-Diamond-anemie (constitutionele aplastische anemie) – 0,003
- syndroom van Hunter (mucopolysacharidose type II) – 0,003
- ziekte van Sandhoff – 0,003
- apenmalaria (Plasmodium knowlesi infectie) – 0,002
- auto-immuun lymfoproliferatief syndroom type Ia – 0,002
- scrubtyfus – 0,002
- sodoku (spirillose) – 0,002
- syndroom van Axenfeld-Rieger – 0,002
- syndroom van Barth (3-methylglutaconacidurie type 2) – 0,002
- ziekte van Tangier (familiaire alfa-lipoproteïne deficiëntie) – 0,002
- Argentijnse hemorragische koorts – 0,001
- Boliviaanse hemorragische koorts – 0,001
- lymfocytaire choriomeningitis – 0,001
- syndroom van Hermansky-Pudlak – 0,001
- syndroom van Alström – 0,001
- leukocyte adhesion deficiency type 3 – 0,001
- syndroom van Wiskott-Aldrich – 0,0004
- SFTS-bunyavirus-infectie – 0,0002
- fytosterolemie – 0,0001
Synoniemen ‘bloed braken’
bloedbraken, braken van bloed, uitbraken van bloed, met bloed vermengd braaksel, bloedbraak, bloederig braaksel, bloed bij het braaksel, bloed bij braaksel, bloederig braaksel, bloederig braaksel gebraakt, bloed opbraken, opbraken van bloed, bloed bij braaksel, opbraken bloederig slijm, hematemesis, haematemesis