Hoge bloeddruk

Bijgewerkt op 9 december 2024 door Simpto.nl

Wat betekent een ‘hoge bloeddruk’?

Hoge bloeddruk betekent dat de druk in de slagaders hoger is dan normaal. Dit wordt gemeten met een bloeddrukmeter.

hoge bloeddruk
meting van de bloeddruk

Als de bovenwaarde hoger is dan 140 mmHg en de onderwaarde hoger dan 90 mmHg wordt gesproken van een verhoogde bloeddruk. De medische naam hiervoor is ‘hypertensie’, of ook ‘arteriële hypertensie’.

Hoe wordt de bloeddruk gemeten?

De bloeddruk wordt gemeten met een bloeddrukmeter. Kijk voor verdere uitleg onder ‘bloeddruk‘.

Wat is het risico van een te hoge bloeddruk?

Een verhoogde bloeddruk geeft op de korte termijn meestal geen problemen. Op de lange termijn kan het echter veranderingen in de wand van de bloedvaten (slagaders) veroorzaken. De slagaders worden hierdoor stijver en kunnen schommelingen in de bloeddruk niet meer zo goed opvangen. Dat betekent dat de verhoogde bloeddruk in de organen van het lichaam problemen kan geven.

Oorzaken hoge bloeddruk

Er zijn veel verschillende aandoeningen die gepaard kunnen gaan met een verhoogde bloeddruk. Verreweg de meest voorkomende oorzaak van een langdurig te hoge bloeddruk is essentiële hypertensie, ook wel ‘primaire hypertensie’ genoemd. Meer dan 90% van de mensen met een structureel verhoogde bloeddruk heeft essentiële hypertensie.

Een bloeddrukverhoging kan ook ontstaan bij mensen die in ploegendienst werken en bij mensen die veel drop eten.

Daarnaast zijn er nog meer dan honderd andere aandoeningen waarbij een verhoogde bloeddruk kan voorkomen. In dergelijke gevallen wordt gesproken van ‘secundaire hypertensie’. Een overzicht van deze aandoeningen is onderdaan deze webpagina weergegeven.

Symptomen hoge bloeddruk

De meeste mensen hebben geen klachten van een te hoge bloeddruk. Een verhoogde bloeddruk wordt daarom meestal bij toeval ontdekt tijdens een bloeddrukcontrole.

Soms kunnen de volgende klachten optreden:

  • Hoofdpijn
  • Duizeligheid
  • Licht gevoel in het hoofd
  • Oorsuizen
  • Flauwvallen

Hoe wordt de diagnose gesteld?

De diagnose wordt gesteld als op twee of drie verschillende momenten de bloeddruk te hoog is. Op grond van één meting zal dus geen verhoogde bloeddruk worden vastgesteld.

Behandeling hoge bloeddruk

Een verhoogde bloeddruk kan behandeld worden door dieet- en leefstijl-adviezen en door geneesmiddelen.

Afvallen

Het is aangetoond dat bij mensen met overgewicht de bloeddruk omlaag gaat als ze afvallen.

Dieet

Veel zout in het eten verhoogt de bloeddruk bij mensen die daarvoor gevoelig zijn. Dat is een behoorlijk deel van de bevolking. Daarom is het algemene advies om niet of nauwelijks zout toe te voegen aan het eten.

Leefstijl

Ook weinig lichaamsactiviteit draagt bij aan een verhoging van de bloeddruk. Daarom wordt aan mensen met een verhoogde bloeddruk geadviseerd om meer te bewegen.

Geneesmiddelen

Als dieet- en leefstijladviezen de bloeddruk niet of onvoldoende verlagen kunnen geneesmiddelen worden voorgeschreven. Er zijn veel geneesmiddelen beschikbaar die helpen om de bloeddruk te verlagen. Zulke middelen worden antihypertensiva genoemd. Antihypertensiva worden weer onderverdeeld in verschillende soorten middelen. Zo zijn er onder andere beta-blokkers, calciumantagonisten en ACE-remmers. Soms is het nodig om combinaties van de verschillende middelen te gebruiken om de bloeddruk voldoende te verlagen.

Welke complicaties kunnen optreden?

Een verhoogde bloeddruk kan tot verschillende complicaties leiden. Complicaties zijn negatieve gevolgen van een bepaalde aandoening. De meest bekende complicaties van een te hoge bloeddruk zijn aderverkalking (atherosclerose), angina pectoris, hartaanval, beroerte en longembolie. Ook de nieren kunnen aangetast raken door een te hoge bloeddruk. Dit zal zich in eerste instantie uiten door een te hoog eiwit gehalte in de urine (proteïnurie).

Overzicht oorzaken secundaire hypertensie

Bij de onderstaande ziektebeelden en aandoeningen kan een hoge bloeddruk voorkomen. Het getal achter de aandoening/diagnose geeft een schatting van het aantal mensen dat jaarlijks vanwege die oorzaak een hoge bloeddruk krijgt.

  • eten van drop – 145.000
  • werken in ploegendienst – 72.500
  • gebruik van de anticonceptiepil – 60.000
  • hoge bloeddruk (essentiële hypertensie) – 54.175
  • dronkenschap (alcoholintoxicatie (intentioneel)) – 45.000
  • metabool syndroom – 29.750
  • dubbelzijdige waterzaknier (bilaterale hydronefrose) – 28.160
  • stress (psychische of emotionele stress) – 14.500
  • gebruik van salbutamol (Ventolin) – 11.165
  • gebruik van ibuprofen (Brufen) – 10.730
  • overdosis cafeïne (acute cafeïne-intoxicatie) – 8.400
  • verlaagd glucose gehalte in het bloed (hypoglycemie) – 7.250
  • vernauwing van de nierslagader (unilaterale nierarteriestenose) – 6.750
  • te veel aldosteron in het bloed (secundair hyperaldosteronisme) – 6.375
  • gebruik van salmeterol (Seretide) – 5.510
  • alcoholverslaving (chronisch alcoholisme) – 5.075
  • gebruik van paddo’s (gebruik van hallucinogene paddestoelen) – 5.075
  • nierbekkenontsteking (acute pyelonefritis) – 4.767
  • zwangerschapsvergiftiging (pre-eclampsie) – 4.478
  • obstructief slaapapneu syndroom – 3.840
  • gebruik van corticosteroïden – 3.625
  • gebruik van paroxetine (Seroxat) – 3.190
  • toegenomen weerstand in de bovenste luchtwegen (upper airway resistance syndroom) – 2.560
  • gebruik van methylfenidaat (Concerta, Ritalin) – 2.538
  • goedaardig gezwel van de bijschildklier (bijschildklieradenoom) – 2.295
  • ziekte van Hashimoto (auto-immuun thyreoïditis) – 2.103
  • gebruik van etoricoxib (Arcoxia) (gebruik van etoricoxib (Arcoxia)) – 1.885
  • slecht werkende nieren (acute nierinsufficiëntie) – 1.740
  • microvasculaire angina pectoris (microvasculair coronaire disfunctie) – 1.700
  • syndroom van Cushing – 1.530
  • alcoholonthoudingsverschijnselen (alcoholonttrekkingssyndroom) – 1.440
  • gebruik van venlafaxine (Efexor) – 1.088
  • gebruik van anabole steroïden – 1.015
  • gebruik van Avastin (bevacizumab) – 943
  • overdosis XTC (ecstasy intoxicatie) – 900
  • HELLP-syndroom – 768
  • dropverslaving – 750
  • gebruik van sumatriptan – 725
  • gebruik van amfetamine (speed) – 625
  • aantasting van de hersenen door hoge bloeddruk (hypertensieve encefalopathie) – 540
  • afsterven van nierweefsel door slechte doorbloeding (nierinfarct) – 523
  • gebruik van desmopressine (Minrin) – 508
  • gebruik van imipramine – 508
  • bloedarmoede door een tekort aan vitamine B12 (pernicieuze anemie) – 460
  • ziekte van Henoch-Schönlein – 400
  • gebruik van LSD – 350
  • zwelling van de hersenen (hersenoedeem) – 331
  • ziekte van Conn (primair hyperaldosteronisme) – 329
  • cocaïne overdosis (cocaïne intoxicatie) – 323
  • gebruik van risperidon (Risperdal) – 290
  • stoppen met het (langdurig) gebruik van heroïne (heroïne-abstinentiesyndroom ) – 257
  • chronisch nierfalen (chronische nierinsufficiëntie) – 239
  • erfelijke cystenieren (dominant overerfbaar) – 221
  • alcoholvergiftiging (alcoholintoxicatie (niet intentioneel)) – 180
  • feochromocytoom – 176
  • alcoholonttrekkingsdelier (delirium tremens) – 174
  • ziekte van Berger (IgA nefropathie) – 171
  • GHB-onthouding – 160
  • gebruik van ciclosporine (Sandimmune, Neoral) – 145
  • cholesterolpropjes die vastlopen in de nieren (cholesterolembolieën in de nier) – 145
  • eclampsie – 137
  • serotoninesyndroom – 112
  • te veel kooldioxide in het bloed (hypercapnie) – 108
  • splijting van de wand van de grote lichaamsslagader (dissectie van de aorta) – 104
  • afsluiting van de ademhalingswegen (totale luchtwegobstructie) – 102
  • gebruik van basiliximab (Simulect) – 100
  • wandelende nier (nefroptose) – 92
  • ontsteking van de nieren bij SLE (lupus nefritis) – 89
  • focale segmentale glomerulosclerose – 88
  • fibromusculaire dysplasie – 76
  • dunne glomerulaire basaalmembraan – 73
  • gebruik van clozapine (Leponex) – 73
  • gebruik van Exelon (rivastigmine) – 73
  • gaatje in de slokdarm (oesofagusperforatie) – 68
  • gebruik van etacrynezuur (Edecrin) – 68
  • minimal change disease – 65
  • vernauwing van de grote lichaamsslagader door aderverkalking (atherosclerose van de aorta) – 62
  • autonome neuropathie – 51
  • ketamine vergiftiging (ketamine intoxicatie) – 51
  • kwikvergiftiging (kwikintoxicatie) – 51
  • wittejashypertensie – 50
  • autonome hyperreflexie – 46
  • polycytemie (polycytemia vera) – 44
  • reversibele posterieure-leukencefalopathiesyndroom – 44
  • amfetaminevergiftiging (amfetamine-intoxicatie) – 43
  • membraneuze glomerulonefritis – 43
  • myelolipoom van de bijnier (adrenaal myelolipoom) – 42
  • syndroom van Guillain-Barré – 40
  • aantasting van de spieren door een tekort aan kalium in het bloed (acute hypokaliemische myopathie) – 39
  • gescheurde lever (leverruptuur) – 36
  • inklemming van de hersenen (cerebrale inklemming) – 36
  • transfusiegerelateerde acute longbeschadiging – 36
  • ziekte van Cushing – 36
  • acromegalie – 33
  • ziekte van Von Recklinghausen (neurofibromatose type 1) – 30
  • obstructieve uropathie – 29
  • lekkage van vocht onder het netvlies (centraal sereuze chorioretinopathie) – 23
  • cholesterolembolieën in de nier – 22
  • molazwangerschap (mola hydatidosa) – 22
  • ziekte van Wegener (granulomatose met polyangiitis) – 22
  • ectopische-ACTH-syndroom – 20
  • ziekte van Binswanger (subcorticale leukencefalopathie) – 20
  • hydropssyndroom bij de moeder (maternaal hydropssyndroom) – 20
  • bindweefselvorming achter het buikvlies (retroperitoneale fibrose) – 19
  • polyarteritis nodosa – 18
  • gebruik van axitinib – 17
  • gebruik van Dexter (dexmedetomidine) – 15
  • onttrekkingssyndroom bij pasgeborenen – 15
  • membranoproliferatieve glomerulonefritis – 14
  • ziekte van Takayasu (takayasu-arteriitis) – 13
  • mesangiale proliferatieve glomerulonefritis – 13
  • nierfilterontsteking na infectie met streptococ-bacterie (acute poststreptokokkenglomerulonefritis) – 12
  • gebruik van Votrient (pazopanib) – 11
  • te langzaam werkende schildklier door bestraling in het halsgebied (radiotherapie-geïnduceerde hypothyreoïdie) – 11
  • mesangiale proliferatieve glomerulonefritis – 11
  • syndroom van Churg-Strauss – 9
  • acute intermitterende porfyrie – 8
  • syndroom van Goodpasture – 7
  • gebruik van Rapamune (sirolimus) – 7
  • vernauwing van beide nierslagaders (bilaterale nierarteriestenose) – 7
  • iminoglycinurie – 7
  • gebruik van Visanne (dienogest) – 7
  • familiaire amyloïdose van de nier (familiaire renale amyloïdose) – 7
  • ganglioneuroom – 6
  • roze ziekte (acrodynie) – 5
  • apparent mineralocorticoid excess-syndroom – 5
  • bijnierschorskanker (bijnierschorscarcinoom) – 4
  • niercrisis bij sclerodermie (renale crise bij systemische sclerose) – 4
  • maligne antipsychoticasyndroom (maligne neuroleptica syndroom) – 4
  • aangeboren vernauwing van de grote lichaamsslagader (coarctatio aortae) – 4
  • syndroom van Cushing door bijniertumor – 4
  • te langzaam werkende schildklier door geneesmiddel (geneesmiddelen-geïnduceerde hypothyreoïdie) – 4
  • tekort aan bloedplaatjes door heparine (heparine-geïnduceerde trombocytopenie) – 4
  • nefroblastoom (Wilms’ tumor) – 4
  • syndroom van Williams (idiopathische infantiele hypercalciëmie) – 2
  • syndroom van Bardet-Biedl – 2
  • idiopathische membranoproliferatieve glomerulonefritis (membranoproliferatieve glomerulonefritis type II) – 2
  • lactobezoar – 2
  • syndroom van Lambert-Eaton (Lambert-Eaton myastheen syndroom) – 2
  • gebruik van Caprelsa (vandetanib) – 1
  • hyperparathyreoidie – 1
  • Katwijkse ziekte (hereditary cerebral hemorrhage with amyloidosis – Dutch Type) – 1
  • koolstofdioxidevergiftiging (exogene CO2-intoxicatie) – 1
  • neuroblastoom in de borstholte – 1
  • gebruik van duloxetine (Cymbalta) – 1
  • syndroom van Liddle – 1
  • episodische spontane hypothermie met hyperhidrose – 1
  • erfelijke amyloïdose van de nier (hereditaire renale amyloïdose) – 1
  • syndroom van Gitelman – 1
  • syndroom van Sneddon – 1
  • glomus vagale tumor – 1
  • syndroom van Ochoa (urofaciaal syndroom) – 0,5
  • cerebrale amyloïde angiopathie – 0,5
  • ziekte van Dercum (lipomatosis dolorosa) – 0,5
  • ongevoeligheid voor cortisol (cortisolresistentie) – 0,4
  • zwelling van de hersenen door hoogteziekte (hoogte-hersenoedeem) – 0,3
  • erfelijke coproporfyrie (hereditaire coproporfyrie) – 0,3
  • syndroom van Riley-Day (familiaire dysautonomie) – 0,2
  • self-healing cutaneous mucinosis (juveniele vorm) – 0,2
  • syndroom van Alström – 0,1
  • syndroom van Brown-Vialetto-Van Laere – 0,1
  • gebruik van sibutramine (Reductil) – 0,1
  • porfyrie door een tekort aan het enzym ALA dehydratase (porfyrie door ALA dehydratase deficiëntie) – 0,1

Synoniemen voor hoge bloeddruk zijn te hoge bloeddruk, verhoogde bloeddruk, bloeddruk te hoog, bloeddruk hoog, verhoogde tensie, hypertensie, bloeddrukstijging, verhoging van de bloeddruk


Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Scroll naar boven