Hypofosfatemie

Bijgewerkt op 6 december 2021

Wat is hypofosfatemie?

Hypofosfatemie betekent een verlaagd fosfaat gehalte in het bloed. Fosfaat is een stofje dat in ons lichaam van belang is voor de aanmaak van botten en het gebit. Een tekort aan fosfaat kan daarom leiden tot zwakke botten en afwijkingen aan het gebit. Daarnaast kan het ook klachten veroorzaken, zoals verminderde spierkracht, verwardheid en snel geïrriteerd raken.

Oorzaken hypofosfatemie

Er zijn veel verschillende aandoeningen en omstandigheden die een verlaagd fosfaat gehalte in het bloed kunnen veroorzaken. Hieronder een overzicht van de oorzaken. Meestal gaat het om verworven oorzaken van een verlaagd fosfaat gehalte. In zeldzame gevallen is er sprake van een aangeboren oorzaak van hypofosfatemie, zoals bij X-gebonden hypofosfatemie.

Het getal achter de oorzaak geeft een schatting van het aantal mensen dat jaarlijks in Nederland vanwege die oorzaak een fosfaat tekort in het bloed hebben.

  • alcoholverslaving (chronisch alcoholisme) – 9.625
  • ondervoeding (malnutritie) – 9.625
  • infectie van de darm door Campylobacter-bacterie (Campylobacter enteritis) – 8.800
  • spastische dikkedarm (prikkelbaredarmsyndroom) – 5.270
  • bloedvergiftiging (sepsis) – 5.175
  • gebruik van aluminiumhydroxide (Algeldraat) – 5.000
  • peuterdiarree (chronische niet-specifieke diarree op de peuterleeftijd) – 5.000
  • villeus adenoom van de dikke darm (villeus adenoom van het colon) – 2.475
  • verwijdering van de galblaas (cholecystectomie) – 2.310
  • goedaardig gezwel van de bijschildklier (bijschildklieradenoom) – 2.126
  • chronische bronchitis – 2.000
  • longemfyseem – 1.950
  • vitamine D-tekort (vitamine D-deficiëntie) – 1.875
  • te snel werkende bijschildklier (hyperparathyreoïdie) – 1.788
  • lactose-intolerantie – 1.760
  • infectie van de dunne darm door Giardia lamblia (giardiasis) – 1.360
  • cryptosporidiose – 1.320
  • aanhoudende diarree (chronische diarree) – 1.200
  • gebruik van laxeermiddelen (gebruik van laxantia) – 1.100
  • anorexia nervosa – 787
  • infectie van de darm door adenovirus (enteritis door adenovirus) – 600
  • verzuring door alcoholgebruik (alcoholische ketoacidose) – 500
  • infectie met het cytomegalovirus (cytomegalie) – 500
  • osteomalacie – 456
  • gebruik van insuline – 455
  • bacteriële overgroei in de dunne darm – 440
  • infectie van de darm door Clostridium-bacterie (C. difficile-infectie) – 385
  • te snel werkende bijschildklier (hyperparathyreoïdie) – 358
  • gebruik van azitromycine (Zithromax) – 245
  • functionele verstopping (chronische functionele obstipatie) – 225
  • aantasting van de zenuwen door suikerziekte (diabetische neuropathie) – 192
  • gebruik van maagzuurremmende middelen – 170
  • colitis ulcerosa – 149
  • aanhoudende ontsteking van de alvleesklier (chronische pancreatitis) – 138
  • overgevoelig voor gluten (coeliakie) – 138
  • ziekte van Crohn (enteritis regionalis) – 127
  • gebruik van basiliximab (Simulect) – 100
  • nierspoelen (hemodialyse) – 90
  • ziekte van Kahler (multipel myeloom) – 90
  • respiratoire alkalose – 88
  • hungry bone syndrome – 68
  • tekort aan zink (zinkdeficiëntie) – 60
  • vernauwing van de darmslagader (stenose van de A. mesenterica) – 46
  • tuberculose – 41
  • gebruik van Ammonaps (fenylbutyraat) – 40
  • ontsteking van de darmen door bestraling (bestralingsenteritis) – 38
  • short bowel syndroom – 35
  • afgenomen doorbloeding van de darmslagader (ischemie van de darmen) – 35
  • bloedvergiftiging door Streptococcus pyogenes (Streptococcus pyogenes sepsis) – 35
  • microscopische colitis – 32
  • carcinoïd – 31
  • amoebendysenterie – 28
  • trombose van de darmslagader (trombose van de A. mesenterica) – 25
  • ziekte van Ménétrier – 18
  • schistosomiasis – 12
  • tropische spruw – 12
  • zware verwondingen (ernstig trauma) – 11
  • geslachtsgebonden hypofosfatemie (X-gebonden hypofosfatemie) – 10
  • gebruik van mycofenolaatmofetil (CellCept) – 6
  • gebruik van mycofenolzuur (Myfortic) – 6
  • aantasting van de darm door HIV-infectie (HIV-enteropathie) – 6
  • infectie met Encephalitozoon intestinalis – 6
  • infectie met Enterocytozoon bieneusie – 6
  • infectie van de darm door Cyclospora cayetanensis – 6
  • infectie van de darm door Cystoisospora belli – 6
  • infectie van de darm door Entamoeba polecki – 6
  • infectie van de dikke darm door herpes virus (colitis door herpes simplex virus) – 6
  • ontsteking van de dunne darm (ileïtis) – 6
  • onvoldoende opname van galzouten (malabsorptie van galzouten) – 6
  • slecht werkende alvleesklier – 6
  • gebruik van Rapamune (sirolimus) – 5
  • lymfeklierkanker in de dikke darm (maligne lymfoom van het colon) – 5
  • refeeding-syndroom – 4
  • lymfeklierkanker in de dunne darm (maligne lymfoom van de dunne darm) – 3
  • medullair schildklierkanker (medullair schildkliercarcinoom) – 3
  • histoplasmose – 3
  • gebruik van tacrolimus (Prograf) – 3
  • paratyfus – 3
  • gebruik van lenalidomide (Revlimid) – 2
  • syndroom van Fanconi – 2
  • auto-immuun enteropathie – 2
  • impetigo herpetiformis – 2
  • zwarte koorts (viscerale leishmaniasis) – 2
  • infectie met de EHEC-bacterie – 2
  • IPEX-syndroom – 2
  • vitamine B3-tekort (pellagra) – 1,4
  • parenterale voeding – 1,2
  • ziekte van Whipple – 1,1
  • gebruik van Halaven (eribulin) – 1,1
  • gebruik van Stribild (elvitegravir-cobicistat-gemcitabine-tenofovir) – 1,1
  • vagotomie – 0,8
  • infectie van de darm door Plesiomonas (gastroenteritis door Plesiomonas) – 0,8
  • tufting-enteropathie – 0,6
  • Brainerd’s diarrhea (postinfectieuze diarree) – 0,6
  • infectie van de darm door Balantidium coli (balantidiasis) – 0,6
  • kaposisarcoom in de darm (intestinaal kaposisarcoom) – 0,4
  • cholera – 0,4
  • metafysaire chondrodysplasie – type Jansen – 0,4
  • cryptokokkeninfectie door het lichaam (gedissemineerde cryptokokkeninfectie) – 0,4
  • gebruik van Bosulif (bosutinib) – 0,4
  • VIPoom – 0,3
  • fasciolopsiasis – 0,2
  • geslachtsgebonden ‘severe combined immunodeficiency’ syndroom (X-gebonden ‘severe combined immunodeficiency’ syndroom) – 0,1
  • syndroom van Lowe (oculocerebrorenaal syndroom) – 0,1
  • occipitale-hoornsyndroom – 0,1
  • paracoccidioïdomycose – 0,1
  • gebruik van Yervoy (ipilimumab) – 0,04

Engelse term

hypophosphatemia (of ‘hypophosphataemia’)

Synoniemen

tekort aan fosfaat, verlaagde fosfaat spiegel, verlaagde fosfaat gehalte, hypofosfatemie, fosfaat tekort, verlaagde fosfaatspiegel, verminderd fosfaat


Gepubliceerd door: Simpto.nl
Publicatiedatum: 7 april 2016
Auteur: Erwin Douwes
Laatst bijgewerkt: 8 oktober 2016

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Scroll naar boven