Bijgewerkt op 10 juni 2021 door Simpto.nl
Wat is hyperbilirubinemie?
Hyperbilirubinemie betekent een verhoogd bilirubine gehalte in het bloed. Bilirubine is een afbraakproduct van hemoglobine. Hemoglobine zit in rode bloedcellen (erytrocyten).
Normaalwaarde bilirubine
Normaal gesproken is het bilirubine gehalte van het bloed lager dan 20 μmol/liter. Een waarde boven de 20 μmol/liter wordt dus beschouwd als verhoogd. In dat geval wordt gesproken van hyperbilirubinemie.
Let op! Niet alle laboratoria gebruiken dezelfde normaalwaarden. Het kan dus voorkomen dat een laboratorium bijvoorbeeld 21 μmol/liter als normaalwaarde gebruikt, in plaats van 20 μmol/liter.
Geconjugeerd en ongeconjugeerd bilirubine
Als bij iemand een verhoogd bilirubine gehalte in het bloed wordt gevonden kan vervolgens bepaald worden of het om ‘geconjugeerd bilirubine’ of ‘ongeconjugeerd bilirubine’ gaat. Dit helpt bij het stellen van een uiteindelijke diagnose.
Symptomen hyperbilirubinemie
Bilirubine heeft een sterk gele kleur. Hyperbilirubinemie kan daarom leiden tot geelzucht.
Behalve geelzucht kan een verhoogd bilirubine gehalte ook intense jeuk over het hele lichaam geven.
Bij onderzoek van de urine kan de urobilinogeen spiegel verhoogd zijn.
Welke oorzaken zijn er?
Er zijn veel verschillende oorzaken voor hyperbilirubinemie. In de eerste plaats komt het voor als normaal verschijnsel bij pasgeboren baby’s. Dit wordt ook wel ‘icterus neonatorum’ genoemd.
Aandoeningen van de galwegen behoren tot de meest voorkomende oorzaken van hyperbilirubinemie. Afsluiting van de galwegen door bijvoorbeeld galstenen zorgt voor galstuwing. De gal kan niet langs de normale weg afvloeien naar de dunne darm. Dat betekent dat de belangrijkste afvoerroute van bilirubine is afgesloten. Het gevolg is dat de bilirubine zich zal ophopen in het bloed.
Verder zijn er verschillende aandoeningen van de lever die tot een verhoging van het bilirubine gehalte in het bloed kunnen leiden.
Ook kan het gebruik van bepaalde geneesmiddelen leiden tot hyperbilirubinemie.
Kijk voor een uitgebreid overzicht van oorzaken voor hyperbilirubinemie onderaan deze webpagina.
Hyperbilirubinemie – Differentiaal Diagnose (DD)
Hieronder volgt een uitgebreide lijst met oorzaken. Het getal achter de oorzaak geeft een schatting van het aantal mensen dat jaarlijks in Nederland vanwege die oorzaak een verhoogd bilirubine gehalte in het bloed heeft.
Vaak voorkomende oorzaken van hyperbilirubinemie (>1.000/jaar)
- geelzucht bij pasgeboren baby’s (icterus neonatorum) – 9.820
- galsteenaanval (galsteenkoliek) – 7.070
- afsluiting van de galgang (choledochus-obstructie) – 3.448
- overdosis paracetamol (paracetamol-intoxicatie) – 2.963
- galstenen in de grote galgang (choledocholithiasis) – 2.317
- galstenen (cholelithiasis) – 2.112
- verstopping van de galwegen (cholestase) – 1.780
- ziekte van Pfeiffer (mononucleosis infectiosa) – 1.728
- levercirrose – 1.404
- syndroom van Gilbert – 1.249
- tekort aan het enzym glucose-6-fosfaat dehydrogenase (glucose-6-fosfaat dehydrogenase deficiëntie) – 1.038
Vaak voorkomende oorzaken van hyperbilirubinemie (>100-<1000/jaar)
- alvleesklierkanker (pancreascarcinoom) – 872
- zwangerschapsvergiftiging (pre-eclampsie) – 801
- ontsteking van de alvleesklier (acute pancreatitis) – 752
- gebruik van hydrochloorthiazide – 744
- verhoogde bloedafbraak (resorptie van hematomen) – 742
- HELLP-syndroom – 682
- uitzaaiingen in de lever (levermetastasen) – 668
- gebruik van fusidinezuur (Fucidin, Fucithalmic) – 636
- bloeding onder het beenvlies van de schedel (cefaal hematoom) – 553
- maagbloeding – 550
- klephemolyse – 534
- gebruik van nifedipine (Adalat) – 450
- gebruik van esomeprazol (Nexium) – 420
- hepatitis B – 400
- aanhoudende ontsteking van de alvleesklier (chronische pancreatitis) – 390
- alcoholische leverziekte – 374
- baby van moeder met suikerziekte (diabetes) – 350
- galgangkanker (cholangiocarcinoom) – 344
- spontane buikvliesontsteking door bacteriën (spontane bacteriële peritonitis) – 333
- gebruik van flucloxacilline (Floxapen) – 312
- afbraak van rode bloedcellen door geneesmiddelen (auto-immuun hemolytische anemie door geneesmiddelen) – 303
- niet-alcoholische vetlever (niet-alcoholische steatose) – 300
- gebruik van pantoprazol (Pantozol) – 290
- hemolytische anemie van het warme type – 285
- ontsteking van de galblaas (acute cholecystitis) – 266
- gebruik van claritromycine (Klacid) – 261
- hemangioom van de lever – 208
- leverontsteking door zuurstoftekort (ischemische hepatitis) – 193
- verbindweefseling van de lever door verstopping in de galkanaaltjes (primaire biliaire cirrose) – 183
- gebruik van sofosbuvir (Sovaldi) – 179
- galgangontsteking (acute cholangitis) – 172
- aangeboren cytomegalie (congenitale cytomegalovirusinfectie (symptomatisch)) – 164
- levercyste (simpele levercyste) – 145
- alcoholische vetlever (alcoholische steatose) – 120
- voorkomen van hemoglobine in de urine na langdurig lopen of hardlopen (inspanningsgebonden hemoglobinurie) – 118
- auto-immuun hemolytische anemie – 114
- hepatitis C (acute hepatitis C) – 112
- auto-immuunhepatitis door geneesmiddelen (geneesmiddelgeïnduceerde auto-immuunhepatitis) – 102
- nierziekte door NSAID’s (NSAID nefropathie) – 100
- gebruik van alprazolam (Xanax) – 100
Zeldzame oorzaken van hyperbilirubinemie (<100/jaar)
- ziekte van Moschcowitz (trombotische trombocytopenische purpura) – 91
- galgangvernauwing (stenose van de ductus choledochus) – 90
- auto-immuun hepatitis – 89
- chronische hepatitis C – 88
- gebruik van trimethoprim (Monotrim) – 85
- hepatorenaal syndroom – 82
- galstuwing tijdens de zwangerschap (zwangerschapscholestase) – 71
- galgangcyste (choledochuscyste) – 70
- bloedarmoede door een tekort aan vitamine B12 (pernicieuze anemie) – 64
- hemolytisch uremisch syndroom (typische HUS) – 62
- hepatitis A – 60
- aanvalsgewijze koude hemoglobinurie (paroxismale koude hemoglobinurie) – 58
- Q-koorts (acute Q-koorts) – 56
- hemolytische ziekte van de pasgeborene (erythroblastosis foetalis) – 53
- levercelkanker (hepatocellulair carcinoom) – 53
- pseudocyste van de alvleesklier (pseudocyste van het pancreas) – 50
- syndroom van Mirizzi – 49
- syndroom van Zieve – 49
- rhesusziekte (rhesus antagonisme) – 48
- aangeboren sferocytaire anemie (congenitale sferocytose) – 48
- hepatocerebrale degeneratie – 46
- IgG4-syndroom – 43
- gebruik van leflunomide (Arava) – 42
- galstuwing door geneesmiddel (geneesmiddelen-geïnduceerde cholestase) – 36
- gebruik van Lixiana (edoxaban) – 34
- gebruik van Ammonaps (fenylbutyraat) – 34
- auto-immuun pancreatitis – 31
- transfusiereactie (hemolytische transfusiereactie) – 30
- hepatitis E (acute hepatitis E) – 29
- primaire scleroserende cholangitis – 25
- malaria – 25
- chronische hepatitis B – 24
- ziekte van Weil (leptospirose) – 24
- gebruik van amiodaron (Cordarone) – 24
- kattenkrabziekte – 23
- maagkanker (maagcarcinoom) – 22
- erfelijke elliptocytose (hereditaire elliptocytose) – 21
- galblaaskanker (galblaascarcinoom) – 21
- gebruik van Zelboraf (vemurafenib) – 21
- ontsteking van de poortader (flebitis van de vena portae) – 20
- gebruik van voriconazol (Vfend) – 19
- aangeboren hypothyreoïdie (congenitale hypothyreoïdie) – 18
- gebruik van fluorouracil (Efudix) – 18
- aangeboren toxoplasmose (congenitale toxoplasmose) – 17
- colitis ulcerosa – 16
- carotenemie – 16
- omgekeerde afstotingsziekte (graft-versus-host reactie) – 16
- verstopping van de leveraderen (hepatische veno-occlusieve ziekte) – 13
- AIDS-geassocieerde cholangiopathie – 13
- gebruik van bumetanide (Burinex) – 12
- gebruik van capecitabine (Xeloda) – 12
- intra-arteriele chemotherapie – 12
- sikkelcelziekte (sikkelcelanemie) – 12
- vetlever tijdens de zwangerschap (zwangerschapssteatose) – 11
- portale biliopathie – 11
- atypisch hemolytisch uremisch syndroom (atypische HUS) – 11
- ischemische cholangitis – 11
- mestcelcholangitis – 11
- kernicterus (bilirubine-encefalopathie) – 10
- niet aangelegde of onderontwikkelde galwegen (biliaire atresie) – 10
Zeer zeldzame oorzaken van hyperbilirubinemie (<10/jaar)
- villeus adenoom van de dunne darm (villeus adenoom van het duodenum) – 9
- paddenstoelvergiftiging – 8
- hemolytisch uremisch syndroom (volwassen vorm) – 8
- ziekte van Kawasaki (mucocutaan lymfklier syndroom) – 8
- gebruik van Dapson (diafenylsulfon) – 8
- gebruik van nilotinib (Tasigna) – 8
- leverbotinfectie (fascioliasis) – 7
- zwarte koorts (viscerale leishmaniasis) – 7
- ziekte van Wilson (hepatolenticulaire degeneratie) – 6
- gebruik van Glivec (imatinib) – 6
- syndroom van Budd-Chiari – 6
- alfa-thalassemie – 6
- beta-thalassemie – 6
- sarcoïdose – 5
- hemoglobine-C-ziekte – 5
- gebruik van levofloxacine tabletten – 5
- nierfalen door bilirubine (bilirubine-geassocieerde acute nierinsufficiëntie) – 5
- ingedikte-galsyndroom – 5
- biliaire pseudolithiasis – 5
- tekort aan alfa-1-antitrypsine (alfa-1-antitrypsine deficiëntie) – 4
- syndroom van Kasabach-Merritt – 4
- amoebenabces van de lever – 4
- eosinofiele cholangitis – 4
- syndroom van Rotor – 4
- anaplasmose (humane granulocytaire anaplasmose) – 4
- galactosemie (klassieke galactosemie) – 4
- kanker van de twaalfvingerige darm (adenocarcinoom van het duodenum) – 3
- zwartwaterkoorts (hemolytische anemie bij Pl. Falciparum infectie) – 3
- gebruik van Olysio (simeprevir) – 3
- gebruik van Pradaxa (dabigatran) – 3
- listeriose – 3
- gebruik van Levact (bendamustine) – 3
- sarcoom van bloedvaten in de lever (hemangioendotheliaal sarcoom van de lever) – 3
- normaal verschijnsel bij pasgeboren babies – 2
- hemoglobine-E-ziekte – 2
- kopervergiftiging (koperintoxicatie) – 2
- cysteadenoom van de lever – 2
- gebruik van Humira (adalimumab) – 2
- gebruik van roxitromycine – 2
- gebruik van Xarelto (rivaroxaban) – 2
- ziekte van Gaucher – 2
- gebruik van gentamicine – 2
- Chinese leverbotinfectie (clonorchiasis) – 2
- gebruik van gabapentine – 2
- syndroom van Alagille – 1,4
- aanvalsgewijze nachtelijke hemoglobinurie (paroxismale nachtelijke hemoglobinurie) – 1,3
- Afrikaanse slaapziekte (trypanosomiasis) – 1,3
- gebruik van Inegy (ezetimibe + simvastatine) – 1,3
- gebruik van Baraclude (entecavir) – 1,2
- gebruik van Tysabri (natalizumab) – 1,2
- tekort aan het enzym pyruvaatkinase (pyruvaatkinase deficiëntie) – 1,2
- ontsteking van de alvleesklier door gebruik van PEG-interferon met ribavirine – 1,1
- peliosis hepatis – 1,1
- gebruik van Afinitor (everolimus) – 1,0
Extreem zeldzame oorzaken van hyperbilirubinemie (<1/jaar)
- afwezigheid van granulocyten in het bloed (agranulocytose) – 0,9
- hepatoblastoom – 0,9
- erfelijke pyropoikilocytose (hereditaire pyropoikilocytose) – 0,9
- syndroom van Lucey-Driscoll – 0,9
- gebruik van octreotide – 0,8
- ziekte van Tarui – klassieke vorm (glycogeenstapelingsziekte type VII – klassieke vorm) – 0,8
- koortsaanvallen na tekenbeet (febris recurrens door Borrelia recurrentis) – 0,8
- ziekte van Niemann-Pick – 0,8
- congenitale chloridediarree – 0,8
- syndroom van Dubin-Johnson – 0,7
- ziekte van Carrión – 0,7
- gebruik van mesalazine (Asacol, Pentasa, Salofalk) – 0,7
- koortsaanvallen na luizenbeet (febris recurrens door Borrelia duttoni) – 0,7
- vossenlintworm infectie (alveolaire echinococcose) – 0,6
- erfelijke hemofagocytaire lymfohistiocytose (primaire hemofagocytaire lymfohistiocytose) – 0,5
- gebruik van Eliquis (apixaban) – 0,5
- gebruik van levofloxacine infusievloeistof – 0,5
- refeeding-syndroom – 0,5
- endemische vlektyfus – 0,5
- babesiose – 0,4
- aangeboren herpesinfectie (congenitale herpes) – 0,4
- gebruik van Stribild (elvitegravir-cobicistat-gemcitabine-tenofovir) – 0,4
- gebruik van Zyvoxid (linezolid) – 0,3
- gebruik van propylthiouracil – 0,3
- apenmalaria (Plasmodium knowlesi infectie) – 0,2
- hemoglobine-SC-ziekte – 0,2
- gebruik van sibutramine (Reductil) – 0,2
- gebruik van Victrelis (boceprevir) – 0,2
- gebruik van Bosulif (bosutinib) – 0,2
- syndroom van Crigler-Najjar – 0,2
- syndroom van Crigler-Najjar type II – 0,2
- histiocytose (Langerhans-cel histiocytose) – 0,1
- Krim-Congo hemorragische koorts – 0,1
- syndroom van Ivemark I (reno-hepato-pancreatische dysplasie) – 0,1
- gebruik van Votubia (everolimus) – 0,1
- gebruik van Tazocin (piperacilline + tazobactam) – 0,1
- gebruik van lenalidomide (Revlimid) – 0,1
- syndroom van Aagenaes (cholestase-lymfoedeem syndroom) – 0,1
- gebruik van Yervoy (ipilimumab) – 0,1
- syndroom van Von Hippel-Lindau – 0,1
- gebruik van Zytiga (abirateron) – 0,1
- syndroom van Omenn – 0,05
- ziekte van Tarui – late vorm (glycogeenstapelingsziekte type VII – late vorm) – 0,01
- gele koorts – 0,01
Engelse term
Hyperbilirubinemia, hyperbilirubinaemia
Gepubliceerd door: Simpto.nl
Datum van publicatie: 18 juni 2016
Auteur: Erwin Douwes
Laatst bijgewerkt op: 27 februari 2018