Bijgewerkt op 2 april 2022
Oorzaken eiwit in de urine bij VROUWEN
Hieronder een uitgebreide lijst met oorzaken voor eiwitverlies in de urine bij vrouwen. Het getal achter de oorzaak geeft een schatting van het aantal mensen dat jaarlijks in Nederland vanwege die oorzaak eiwitten in de urine (proteïnurie) heeft.
- blaasontsteking (acute cystitis) – 38.717
- zware lichamelijke inspanning (acute fysieke belasting) – 6.000
- zwangerschapsvergiftiging (pre-eclampsie) – 4.198
- gebruik van diclofenac (Voltaren, Cataflam, Arthrotec) – 3.750
- nierziekte door suikerziekte (diabetische nefropathie) – 3.312
- inspanningsgebonden proteïnurie – 2.450
- reuma (reumatoïde artritis) – 1.840
- ontsteking van het nierweefsel (acute tubulo-interstitiële nefritis) – 1.155
- zwangerschap (graviditeit) – 1.140
- HELLP-syndroom – 907
- gebruik van diclofenac (Voltaren, Cataflam, Arthrotec) – 625
- uitdroging (dehydratie) – 323
- sarcoïdose – 309
- gebruik van Avastin (bevacizumab) – 291
- ziekte van Henoch-Schönlein (IgA vasculitis) – 261
- ontsteking van de nieren bij SLE (lupus nefritis) – 207
- ziekte van Kahler (multipel myeloom) – 135
- eclampsie – 134
- trombose van de nierader (niervenetrombose) – 132
- gebruik van enalapril (Renitec) – 125
- vetpropjes die vastlopen in de bloedvaten (cholesterol embolieën) – 92
- afsterven van nierweefsel door slechte doorbloeding (nierinfarct) – 77
- SLE (systemische lupus erythematodes) – 64
- focale segmentale glomerulosclerose – 53
- minimal change disease – 53
- ziekte van Berger (IgA nefropathie) – 50
- gebruik van lithium – 44
- nierbekkenontsteking met granulomen (xanthogranulomateuze pyelonefritis) – 42
- eiwitrijke voeding (eiwitrijk dieet) – 39
- hemolytisch uremisch syndroom (typische HUS) – 37
- nierfilterontsteking na infectie met streptococ-bacterie (acute poststreptokokkenglomerulonefritis) – 36
- erfelijke cystenieren (dominant overerfbaar) (hereditaire cystenieren (autosomaal dominant)) – 33
- ziekte van Wegener (granulomatose met polyangiitis) – 30
- hydropssyndroom bij de moeder (maternaal hydropssyndroom) – 23
- tubulointerstitiële nefritis met uveïtis – 20
- gebruik van Zaltrap (aflibercept) – 20
- blaasschistosomiasis – 16
- gebruik van eiwit verrijkte voedingssupplementen – 16
- microscopische polyangiitis – 16
- membraneuze glomerulonefritis – 14
- mesangiale proliferatieve glomerulonefritis – 12
- syndroom van Eisenmenger – 11
- ziekte van Waldenström (macroglobulinemie van Waldenström) – 10
- primaire amyloïdose – 10
- veel vlees eten – 8
- membranoproliferatieve glomerulonefritis type I – 8
- molazwangerschap (mola hydatidosa) – 8
- syndroom van Goodpasture – 6
- fistel tussen dikke darm en blaas (colovesicale fistel) – 6
- dunne glomerulaire basaalmembraan (dunne glomerulaire basaalmembraan nefropathie) – 5
- ziekte van Weil (leptospirose) – 5
- familiaire amyloïdose van de nier (familiaire renale amyloïdose) – 5
- Middellandse zeekoorts (familiaire mediterrane koorts) – 4
- hantavirus-infectie – 4
- gebruik van zoledroninezuur (Aclasta) – 3
- syndroom van Alport – 3
- gebruik van zoledroninezuur (Zometa) – 3
- ziekte van Fabry (alfa-galactosidase A deficiëntie) – 3
- gebruik van fentanyl tabletten of zuigtabletten (Abstral, Actiq, Breakyl, Effentora, Recivit) – 3
- light chain deposition disease – 2
- syndroom van Fanconi – 2
- cryoglobulinemie type II – 2
- HIV-infectie (acute HIV-infectie) – 2
- syfilis (primaire syfilis) – 2
- cryoglobulinemie type III – 2
- gebruik van Roaccutane (isotretinoïne) – 2
- gebruik van quinapril – 1,4
- gebruik van ramipril – 1,4
- idiopathische membranoproliferatieve glomerulonefritis (membranoproliferatieve glomerulonefritis type II) – 1,4
- niercrisis bij sclerodermie (renale crise bij systemische sclerose) – 1,3
- gebruik van Adenuric® (febuxostat) – 1,2
- cryoglobulinemie type I – 1,1
- gebruik van Rapamune (sirolimus) – 1,0
- notenkraker syndroom (compressie van de linker v. renalis tussen de a. mesenterica superior en de aorta) – 1,0
- nagel-patella syndroom (hereditaire onycho-osteodysplasie) – 0,9
- plasmacel leukemie – 0,8
- Afrikaanse slaapziekte (trypanosomiasis) – 0,7
- gebruik van Certican (everolimus) – 0,7
- tekort aan coenzym Q10 (coenzym Q10 deficiëntie) – 0,6
- gebruik van Inegy (ezetimibe + simvastatine) – 0,6
- essentiële cryoglobulinemische vasculitis – 0,6
- vergiftiging met stekelpapaver (Argemone mexicana-vergiftiging) – 0,5
- IgM nefropathie – 0,4
- syndroom van Imerslund-Gräsbeck – 0,4
- erfelijke amyloïdose van de nier (hereditaire renale amyloïdose) – 0,3
- aangeboren nefrotisch syndroom (congenitaal nefrotisch syndroom) – 0,3
- syndroom van Denys-Drash – 0,3
- syndroom van Barakat (hypoparathyroïdie – doofheid – nierziekte syndroom) – 0,3
- syndroom van Galloway Mowat – 0,2
- syndroom van Muckle-Wells – 0,2
- gebruik van Afinitor (everolimus) – 0,2
- adolescente nefronoftise – 0,13
- infantiele nefronoftise – 0,13
- juveniele nefronoftise – 0,13
- syndroom van Lowe (oculocerebrorenaal syndroom van Lowe) – 0,13
- gebruik van Exjade (deferasirox) – 0,13
- lassakoorts – 0,10
- tekort aan het enzym prolidase (prolidase deficiëntie) – 0,10
- gedeeltelijk tekort aan het enzym lecithine cholesterol acyltransferase (partiële lecithine cholesterol acyltransferase deficiëntie) – 0,09
- gebruik van Yervoy (ipilimumab) – 0,06
- tekort aan het enzym lecithine cholesterol acyltransferase (lecithine cholesterol acyltransferase deficiëntie) – 0,05
- syndroom van Senior–Løken type 5 – 0,03
- gebruik van Votubia (everolimus) – 0,02
- gebruik van alglucosidase alfa (Myozyme) – 0,01
Kijk voor meer informatie over dit onderwerp op de webpagina over eiwit in de urine (proteïnurie).