Bijgewerkt op 11 mei 2022
Geelzucht (icterus) – Differentiaal Diagnose (DD)
Hieronder een uitgebreide lijst van oorzaken van geelzucht (icterus). De lijst is gerangschikt naar frequentie van voorkomen, met bovenaan de meest voorkomende oorzaak. De getallen achter de oorzaken geven de geschatte incidentie aan, dat wil zeggen het geschatte aantal nieuwe gevallen per jaar in Nederland.
Vaak voorkomende oorzaken van geelzucht (icterus) – >1,000 gevallen/jaar
- geelzucht bij pasgeboren baby’s (icterus neonatorum) – 7.860
- afsluiting van de galgang (choledochus-obstructie) – 3.496
- gebruik van paracetamol – 3.350
- galsteenaanval (galsteenkoliek) – 3.248
- verstopping van de galwegen (cholestase) – 1.754
- galstenen in de grote galgang (choledocholithiasis) – 1.463
- levercirrose – 1.422
Regelmatig voorkomende oorzaken van geelzucht (icterus) – >100 gevallen/jaar
- alvleesklierkanker (pancreascarcinoom) – 865
- ontsteking van de alvleesklier (acute pancreatitis) – 761
- galstenen (cholelithiasis) – 726
- maagbloeding – 600
- uitzaaiingen in de lever (levermetastasen) – 562
- bloeding onder het beenvlies van de schedel (cefaal hematoom) – 558
- carotenemie – 480
- HELLP-syndroom – 446
- ziekte van Pfeiffer (mononucleosis infectiosa) – 440
- hepatitis B – 416
- hemolytische anemie – 407
- niet-alcoholische vetlever (niet-alcoholische steatose) – 400
- aanhoudende ontsteking van de alvleesklier (chronische pancreatitis) – 373
- rode hond (rubella) – 343
- gebruik van simvastatine (Zocor) – 282
- slecht werkende lever (acuut leverfalen) – 276
- alcoholische leverziekte – 262
- gebruik van hydrochloorthiazide – 248
- galgangontsteking (acute cholangitis) – 215
- tekort aan het enzym glucose-6-fosfaat dehydrogenase (G6PD-deficiëntie) – 208
- hemangioom van de lever – 188
- galwegkanker (cholangiocarcinoom) – 182
- gebruik van diclofenac (Voltaren, Cataflam, Arthrotec) – 175
- gebruik van claritromycine (Klacid)– 174
- alcoholische vetlever (alcoholische steatose) – 160
- gebruik van esomeprazol (Nexium) tabletten of capsules – 154
- auto-immuunhepatitis door geneesmiddelen – 148
- aangeboren cytomegalie (congenitale cytomegalovirusinfectie) – 121
- gebruik van alprazolam (Xanax) – 120
- bloedarmoede door een tekort aan vitamine B12 (pernicieuze anemie) – 117
- te langzaam werkende schildklier (hypothyreoïdie) – 105
- rechtsfalen – 101
- auto-immuun hepatitis – 100
Minder vaak voorkomende oorzaken van geelzucht (icterus) – <100/jaar
- galstuwing tijdens de zwangerschap (zwangerschapscholestase) – 96
- galgangvernauwing (stenose van de ductus choledochus) – 91
- hepatorenaal syndroom – 83
- leverabces (pyogeen leverabces) – 81
- ziekte van Weil (leptospirose) – 78
- gebruik van indometacine (Indocid) – 77
- gebruik van nifedipine (Adalat) – 75
- hepatitis C – 74
- galgangcyste (choledochuscyste) – 71
- gebruik van doxycycline (Vibramycine, Efracea, Doxy Disp) – 68
- syndroom van Gilbert – 65
- hemolytisch uremisch syndroom (typische HUS) – 63
- hepatitis A – 62
- gebruik van fluconazol (Diflucan) – 62
- pseudocyste van de alvleesklier – 52
- simpele levercyste – 51
- hepatopulmonaal syndroom – 48
- primaire biliaire cholangitis – 48
- auto-immuun hemolytische anemie – 47
- syndroom van Zieve – 47
- auto-immuun pancreatitis – 47
- auto-immuun hemolytische anemie door geneesmiddelen – 47
- ontsteking van de galblaas (acute cholecystitis) – 47
- hepatocerebrale degeneratie – 46
- aangeboren sferocytaire anemie (congenitale sferocytose) – 45
- baby van moeder met suikerziekte – 45
- chronische hepatitis C – 45
- syndroom van Mirizzi – 44
- gebruik van amiodaron (Cordarone) tabletten – 38
- levercelkanker (hepatocellulair carcinoom) – 37
- galstuwing door geneesmiddel (geneesmiddelen-geïnduceerde cholestase) – 36
- galblaaspoliep – 35
- gebruik van amoxicilline – 34
- primaire scleroserende cholangitis – 34
- gebruik van irbesartan (Aprovel) – 31
- gebruik van cyproteronacetaat (Androcur) – 30
- hepatitis E – 28
- malaria – 26
- gebruik van bumetanide (Burinex) – 26
- gebruik van cyproteron (Androcur) – 25
- gebruik van omeprazol (Losec) – 25
- chronische hepatitis B – 25
- rhesusziekte (rhesus antagonisme) – 24
- hemolytische ziekte van de pasgeborene (erythroblastosis foetalis) – 24
- gebruik van leflunomide (Arava) – 23
- gebruik van fusidinezuur (Fucidin) – 22
- transfusiereactie (hemolytische transfusiereactie) – 22
- gebruik van bicalutamide (Casodex, Biluron) – 20
- maagkanker (maagcarcinoom) – 19
- aangeboren hypothyreoïdie (congenitale hypothyreoïdie) – 18
- galblaaskanker (galblaascarcinoom) – 18
- bloedvergiftiging door streptokokken bij pasgeboren baby’s (neonatale sepsis door groep B streptokokken) – 17
- aangeboren toxoplasmose (congenitale toxoplasmose) – 17
- gebruik van busulfan (Myleran, Busilvex) – 15
- gebruik van naproxen (Aleve, Femex, Naprosyne, Naprovite) – 14
- sikkelcelziekte (sikkelcelanemie) – 13
- ontsteking van de poortader (flebitis van de vena portae) – 13
- gebruik van haloperidol (Haldol) tabletten – 12
- aantasting van de hersenen door ziekte van de lever (hepatische encefalopathie) – 12
- atypisch hemolytisch uremisch syndroom (atypische HUS) – 11
- kernicterus (bilirubine-encefalopathie) – 11
- gebruik van flutamide – 11
- ziekte van Moschcowitz (trombotische trombocytopenische purpura) – 11
- niet aangelegde of onderontwikkelde galwegen (biliaire atresie) – 11
- toediening van thiotepa (Tepadina) – 11
- villeus adenoom van de dunne darm (villeus adenoom van het duodenum) – 11
- ziekte van Kawasaki (mucocutaan lymfklier syndroom) – 10
- gebruik van esomeprazol (Nexium) drank – 10
- toediening van esomeprazol (Nexium) per injectie of infuus – 10
- toediening van amiodaron (Cordarone) per injectie of infuus – 10
Zeldzame oorzaken van geelzucht (icterus) – <10 gevallen/jaar
- gebruik van nitrofurantoïne (Furabid/Furadantine) – 9
- paroxismale nachtelijke hemoglobinurie – 9
- gebruik van indometacine zetpillen – 9
- paddenstoelvergiftiging – 8
- hemolytisch uremisch syndroom (volwassen vorm) – 8
- gebruik van flucloxacilline (Floxapen) – 8
- gebruik van tolbutamide (Rastinon) – 8
- colitis ulcerosa – 7
- toediening van cytarabine per infuus – 6
- gebruik van ciprofloxacine (Ciproxin) tabletten – 6
- gebruik van voriconazol (Vfend) – 6
- alfa-thalassemie – 6
- beta-thalassemie – 6
- gebruik van diafenylsulfon (Dapson) – 6
- gebruik van oestrogenen (Dagynil, Premarin) – 5
- tekort aan alfa-1-antitrypsine – 5
- gebruik van enalapril (Renitec) – 5
- gebruik van haloperidol (Haldol) drank – 5
- verstopping van de leveraderen (hepatische veno-occlusieve ziekte) – 4
- ingedikte-galsyndroom – 4
- tropische splenomegalie-syndroom – 4
- syndroom van Alagille – 4
- syndroom van De Morsier (septo-optische dysplasie) – 4
- gebruik van nitrazepam (Mogadon) – 4
- vetlever tijdens de zwangerschap (zwangerschapssteatose) – 4
- dunnedarmbloeding – 4
- gebruik van mycofenolaatmofetil (CellCept) – 4
- gebruik van amlodipine (Norvasc) – 4
- gebruik van capecitabine (Xeloda) – 4
- gebruik van itraconazol (Trisporal) – 4
- erfelijke elliptocytose (hereditaire elliptocytose) – 4
- gebruik van diazepam (Valium, Stesolid) – 4
- nierfalen door bilirubine (bilirubine-geassocieerde acute nierinsufficiëntie) – 4
- kanker van de twaalfvingerige darm (adenocarcinoom van het duodenum) – 3
- zwartwaterkoorts (hemolytische anemie bij Pl. Falciparum infectie) – 3
- syndroom van Budd-Chiari – 3
- gebruik van ethambutol (Myambutol) – 3
- gebruik van oestradiol tabletten – 3
- hemoglobine-C-ziekte – 3
- gebruik van pantoprazol (Pantozol) tabletten – 3
- syndroom van Rotor – 3
- tekort aan het enzym pyruvaatkinase (pyruvaatkinase deficiëntie) – 3
- kopervergiftiging (koperintoxicatie) – 2
- ziekte van Wilson (hepatolenticulaire degeneratie) – 2
- aanvalsgewijze koude hemoglobinurie (paroxismale koude hemoglobinurie) – 2
- gebruik van atazanavir (Reyataz) – 2
- taaislijmziekte (cystische fibrose) – 2
- sarcoom van bloedvaten in de lever (hemangioendotheliaal sarcoom van de lever) – 2
- syndroom van Sotos – 2
- gaatje in de galblaas (perforatie van de galblaas) – 2
- gebruik van eltrombopag (Revolade) – 2
- ontsteking in de poortader ten gevolge van een ontstoken divertikel (pyleflebitis bij diverticulitis) – 2
- cysteadenoom van de lever – 2
- sikkelcelcrise – 2
- gebruik van ciprofloxacine drank – 2
- gebruik van chloorpromazine zetpil – 2
- gebruik van procarbazine (Natulan) – 2
- thyreotoxische crisis – 2
- gebruik van sulfasalazine (Salazopyrine) – 2
- amoebenabces van de lever – 2
- tekort aan het enzym pyruvaatkinase (pyruvaatkinase deficiëntie) – 2
- galactosemie (klassieke galactosemie) – 2
- gebruik van lansoprazol (Prezal, Prevacid) – 2
- toediening van haloperidol (Haldol) per injectie – 2
- ophoping van pus in de galblaas (galblaasempyeem) – 2
- toediening van amsacrine (Amsidine) – 2
- gebruik van aciclovir (Zovirax) – 2
- Chinese leverbotinfectie (clonorchiasis) – 2
- listeriose – 2
- gebruik van imatinib (Glivec) – 2
- progressieve familiaire intrahepatische cholestase type 2 (PFIC-type 2) – 2
- gebruik van ribavirine (Rebetol) – 2
- afsterven van leverweefsel door onvoldoende bloedtoevoer (leverinfarct) – 2
- gebruik van norfloxacine – 2
- gebruik van naproxen zetpil – 2
- toediening van gemtuzumab ozogamicine (Mylotarg) – 1
- toediening van micafungine (Mycamine) – 1
- Afrikaanse slaapziekte (trypanosomiasis) – 1
- gebruik van amitriptyline (Tryptizol, Sarotex) – 1
- toediening van labetalol per infuus – 1
- gebruik van aliskiren (Rasilez) – 1
- peliosis hepatis – 1
- ziekte van Byler (PFIC-type 1) – 1
- tropische malaria (malaria door Plasmodium falciparum) – 1
- gebruik van mefloquine (Lariam) – 1
- hemoglobine-E-ziekte – 1
- toediening van enoxaparine (Clexane) – 1
- Q-koorts – 1
- gebruik van azitromycine (Zithromax) – 1
- gebruik van letrozol (Femara) – 1
- gebruik van desloratadine (Aerius) – 1
- gebruik van pravastatine (Selektine) – 1
- gebruik van hydralazine – 1
- gebruik van isoniazide – 1
- gebruik van testosteron undecanoaat capsules (Andriol) – 1
- gebruik van levofloxacine tabletten – 1
- afwezigheid van granulocyten in het bloed (agranulocytose) – 1
- verwijding van de leverslagader (aneurysma van de arteria hepatica) – 1
- hepatoblastoom – 1
- gebruik van rosuvastatine (Crestor) – 1
- gebruik van acarbose (Glucobay) – 1
- koortsaanvallen na tekenbeet (febris recurrens door Borrelia recurrentis) – 1
- gebruik van quetiapine (Seroquel) – 1
- toediening van ciprofloxacine per injectie of infuus – 1
- gebruik van rivaroxaban (Xarelto) – 1
- gebruik van roxitromycine – 1
- koortsaanvallen na luizenbeet (febris recurrens door Borrelia duttoni) – 1
- progressieve familiaire intrahepatische cholestase type 3 (PFIC-type 3) – 1
- syndroom van Dubin-Johnson – 1
- vossenlintworm infectie (alveolaire echinococcose) – 1
- gebruik van chloortalidon – 1
- gebruik van albendazol (Eskazole) – 1
- gebruik van acetazolamide (Diamox) – 1
- gebruik van atomoxetine (Strattera) – 1
- ijzervergiftiging (acute ijzerintoxicatie) – 1
- aangeboren herpesinfectie (congenitale herpes) – 1
- erfelijke hemofagocytaire lymfohistiocytose (primaire hemofagocytaire lymfohistiocytose) – 1
- Kabuki syndroom – 1
Zeer zeldzame oorzaken van geelzucht – <1 geval/jaar
- infectie met de kleine leverbot (opisthorchiasis) – 0,5
- gebruik van labetalol (tabletten) – 0,5
- gebruik van bupropion (Zyban) – 0,5
- gebruik van chloorpromazine (Largactil) – 0,5
- gebruik van carbimazol – 0,5
- toediening van caspofungine (Cancidas) – 0,5
- endemische vlektyfus – 0,5
- gebruik van risperidon (Risperdal) – 0,5
- herpes bij pasgeborenen (neonatale herpes) – 0,5
- gebruik van rifabutine (Mycobutin) – 0,5
- gebruik van thiamazol (Strumazol) – 0,5
- gebruik van rifampicine – 0,5
- toediening van melfalan (Alkeran) via injectie of infuus – 0,4
- babesiose – 0,4
- hemosuccus pancreaticus – 0,4
- gebruik van carbimazol – 0,4
- gebruik van nortriptyline (Nortrilen) – 0,4
- gebruik van famciclovir – 0,4
- aangeboren stoornis in de aanmaak van galzuren (congenitale galzuursynthesestoornis) – 0,4
- gebruik van glimepiride (Amaryl) – 0,4
- gebruik van gemfibrozil (Lopid) – 0,4
- gebruik van acetazolamide (Diamox) tabletten – 0,4
- gebruik van benazepril (Cibacen) – 0,4
- gebruik van etoricoxib (Arcoxia) – 0,3
- syndroom van Lucey-Driscoll – 0,3
- gebruik van cefuroxim (Zinnat) tabletten – 0,3
- gebruik van duloxetine (Cymbalta) – 0,3
- gebruik van flavoxaat (Urispas) – 0,3
- gebruik van periciazine (Neuleptil) – 0,3
- toediening van obidoxim (Toxogonin) – 0,3
- toediening van tigecycline (Tygacil) – 0,3
- foie appendiculaire (pyleflebitis bij appendicitis) – 0,3
- hypofysesteelonderbrekingsyndroom (ectopische neurohypofyse) – 0,3
- toediening van cefazoline (Kefzol) – 0,3
- gebruik van rabeprazol (Pariet) – 0,3
- gebruik van clomipramine – 0,2
- gebruik van lenvatinib (Kisplyx) – 0,2
- toediening van risperidon (Risperdal) depot-injectie – 0,2
- ziekte van Niemann-Pick type A – 0,2
- ziekte van Niemann-Pick type B – 0,2
- gebruik van sorafenib (Nexavar) – 0,2
- gebruik van flecaïnide (Tambocor) – 0,2
- gebruik van gabapentine (Neurontin) – 0,2
- toediening van diazepam per injectie of infuus – 0,2
- syndroom van Crigler-Najjar – 0,2
- gebruik van posaconazol (Noxafil) – 0,2
- ziekte van Carrión – 0,2
- gebruik van moxifloxacine (Avelox) tabletten – 0,2
- gebruik van melfalan (Alkeran) tabletten – 0,2
- toediening van cefotaxim per injectie of infuus – 0,2
- gebruik van ponatinib (Iclusig) – 0,2
- gebruik van fenelzine (Nardil) – 0,2
- gebruik van acetazolamide (Diamox) drank – 0,2
- gebruik van clozapine (Leponex) – 0,2
- gebruik van rifampicine drank – 0,2
- toediening van acetazolamide (Diamox) per injectie of infuus – 0,2
- Langerhans-cel histiocytose – 0,1
- gebruik van chloorambucil (Leukeran) – 0,1
- syndromale diarree (trichohepatoenterisch syndroom) – 0,1
- toediening van rifampicine per injectie of infuus – 0,1
- gebruik van norethisteron (Primolut N) – 0,1
- tekort aan het enzym galactose epimerase (galactose epimerase deficiëntie) – 0,1
- infectie met Dicrocoelium dendriticum (dicrocoeliose) – 0,1
- apenmalaria (Plasmodium knowlesi infectie) – 0,1
- hemoglobine-SC-ziekte – 0,1
- gebruik van Kaletra (lopinavir/ritonavir) – 0,1
- gebruik van stavudine (Zerit) – 0,1
- syndroom van Johanson Blizzard – 0,1
- toediening van natalizumab (Tysabri) – 0,1
- gebruik van aciclovir (Zovirax) drank – 0,1
- gebruik van ramipril – 0,1
- toediening van trastuzumab (Herceptin) – 0,1
- toediening van levofloxacine per injectie of infuus (levofloxacine IV) – 0,1
- syndroom van Von Hippel-Lindau – 0,1
- gebruik van lenvatinib (Lenvima) – 0,1
- syndroom van Crigler-Najjar type II – 0,1
- syndroom van Aagenaes (cholestase-lymfoedeem syndroom) – 0,1
- syndroom van Ivemark I (reno-hepato-pancreatische dysplasie) – 0,1
- gebruik van ciclosporine (Sandimmune, Neoral) – 0,1
- gebruik van ranitidine (Zantac) – 0,1
- gebruik van cyclizine – 0,1
- gebruik van bosentan (Tracleer) – 0,1
- gebruik van trazodon (Trazolan) – 0,1
- toediening van flecaïnide (Tambocor) per injectie of infuus – 0,1
- tekort aan het enzym triosefosfaatisomerase (triosefosfaatisomerase deficiëntie) – 0,1
- gebruik van erytromycine (Erythrocine) – 0,1
- gebruik van terbinafine – 0,1
- toediening van ipilimumab (Yervoy) – 0,1
- syndroom van Hardikar (cholestase-pigmentretinopathie-gespleten verhemelte-syndroom) – 0,1
- hemolytische anemie als gevolg van een tekort aan het enzym difosfoglyceraatmutase (hemolytische anemie als gevolg van difosfoglyceraatmutasedeficiëntie) – 0,1
- gebruik van paliperidon tabletten (Invega®) – 0,1
- goudvergiftiging (goudintoxicatie) – 0,1
- toediening van ertapenem (Invanz) – 0,1
- toediening van pantoprazol (Pantozol) per injectie of infuus – 0,1
- gebruik van ketoconazol tabletten – 0,1
- syndroom van Dubin-Johnson – 0,1
- syndroom van Aicardi–Goutières – 0,05
- tekort aan het enzym aldolase A (glycogeenstapelingsziekte type XII) – 0,05
- gebruik van thiamazol (Strumazol) – 0,05
- sialurie – Franse type – 0,05
- syndroom van Alpers – 0,05
- gebruik van bupropion (Wellbutrin XL) – 0,05
- gebruik van perfenazine – 0,05
- gebruik van cimetidine (Tagamet) – 0,05
- ziekte van Menkes – 0,05
- gebruik van levomepromazine (Nozinan) tabletten – 0,05
- gebruik van celecoxib (Celebrex) – 0,05
- ziekte van Menkes – 0,05
- goedaardig gezwel van de kliertjes van Brunner (Brunner-adenoom) – 0,05
- toediening van daptomycine (Cubicin) – 0,05
- cholesterylester stapelingsziekte – 0,04
- gebruik van broomperidol (Impromen) druppelvloeistof – 0,04
- toediening van paliperidon per injectie (Trevicta®, Xeplion®) – 0,04
- gebruik van fenprocoumon (Marcoumar) – 0,04
- gebruik van peginterferon beta-1a – 0,04
- gebruik van Tazocin (piperacilline + tazobactam) – 0,04
- Krim-Congo hemorragische koorts – 0,03
- ziekte van Wolman – 0,03
- gebruik van nabumeton (Mebutan) – 0,03
- toediening van broomperidol (Impromen) depot injecties – 0,03
- toediening van pegaspargase (Oncaspar) – 0,03
- gebruik van doxepine – 0,03
- gebruik van everolimus (Certican) – 0,03
- porocephaliasis – 0,03
- toediening van ceftazidim per injectie of infuus – 0,02
- gebruik van nilotinib (Tasigna) – 0,02
- gebruik van clindamycine capsules – 0,02
- toediening van clindamycine per infuus – 0,02
- gebruik van pazopanib (Votrient) – 0,02
- toediening van aciclovir (Zovirax) per injectie of infuus – 0,02
- gebruik van pyrazinamide – 0,02
- gebruik van propafenon (Rytmonorm) – 0,02
- gebruik van aripiprazol (Abilify) tabletten – 0,02
- melioïdose – 0,02
- gebruik van nizatidine (Axid) – 0,02
- toediening van levomepromazine (Nozinan) injecties – 0,02
- gebruik van etacrynezuur (Edecrin) – 0,01
- gebruik van dosulepine (Prothiaden) – 0,01
- gebruik van flurbiprofen (Strepfen) zuigtablet – 0,01
- toediening van eculizumab (Soliris) – 0,01
- ziekte van Tarui – late vorm (glycogeenstapelingsziekte type VII – late vorm) – 0,01
- gebruik van disopyramide (Ritmoforine) – 0,01
- gebruik van mianserine – 0,01
- gebruik van flurbiprofen (Strepfen) keelspray – 0,01
- gebruik van clindamycine (Dalacin C) drank – 0,01
- gele koorts (gele koorts) – 0,01
- toediening van fosfomycine per injectie of infuus (Fomicyt) – 0,01
- toediening van ranitidine (Zantac) per injectie of infuus – 0,007
- toediening van clindamycine per injectie in de spier (intramusculaire toediening van clindamycine) – 0,006
- gebruik van flufenazine (Anatensol) – 0,005
- gebruik van flupentixol (Fluanxol) tabletten – 0,005
- gebruik van zuclopentixol (Cisordinol) druppelvloeistof – 0,005
- gebruik van zuclopentixol (Cisordinol) tabletten – 0,005
- toediening van flupentixol (Fluanxol) injectie – 0,005
- toediening van zuclopentixol (Cisordinol) depot-injectie – 0,005
- gebruik van chloorprotixeen (Truxal) – 0,003