Syndroom van Crigler-Najjar

Bijgewerkt op 5 mei 2023

Wat is het syndroom van Crigler-Najjar?

Het syndroom van Crigler-Najjar is een zeer zeldzame erfelijke ziekte die al snel na de geboorte leidt tot geelzucht. De aandoening wordt veroorzaakt door een foutje in het DNA.

De ziekte is genoemd naar de Amerikaanse kinderarts Dr John Fielding Crigler (1919-2018) en de Amerikaans-Libanese kinderarts Dr Victor Assad Najjar (1914-2002). Zij beschreven de aandoening als eersten in 1952 in een medisch tijdschrift voor kindergeneeskunde.

Dr John Fielding Crigler (1919-2018) – bron: lastingmemories.com

Hoe vaak komt het voor?

Het Crigler-Najjar syndroom is zeer zeldzaam. De aandoening komt bij naar schatting 1 op de miljoen pasgeboren baby’s voor. Dat betekent dat in Nederland gemiddeld eens in de vijf tot zes jaar een kind met deze aandoening geboren wordt.

Wat is de oorzaak?

Het syndroom van Crigler-Najjar wordt veroorzaakt door een foutje in het DNA. Het gaat om een stukje DNA op chromosoom 2. Dit stukje DNA wordt het UGT1A1-gen genoemd. Het levert de blauwdruk voor een eiwit. Dit eiwit wordt difosfoglucuronaat glucuronosyltransferase (UGT1A1) genoemd. Het is een enzym. Dat betekent dat het de omzetting van de ene stof in de andere in ons lichaam bevordert.

Afvalstof bilirubine

In het geval van UGT1A1 gaat het om de omzetting van bilirubine naar zogenaamd geconjugeerd bilirubine. Bilirubine is een afvalstof die vrijkomt door afbraak van hemoglobine in rode bloedcellen. Hemoglobine is de stof in rode bloedcellen die zuurstof kan binden. De omzetting van bilirubine naar geconjugeerd bilirubine zorgt ervoor dat het makkelijker kan worden afgevoerd uit het lichaam. Geconjugeerd bilirubine is namelijk beter oplosbaar, zodat het via de gal kan worden uitgescheiden met de ontlasting.

Door de afwijking (mutatie) van het UGT1A1-gen wordt onvoldoende van het enzym UGT1A1 aangemaakt. Hierdoor wordt bilirubine niet goed omgezet naar geconjugeerd bilirubine. Het gevolg is dat er een overmaat aan zogenaamd ongeconjugeerd bilirubine in het bloed. Ook kan dit bilirubine ophopen in organen, waaronder de hersenen, en zo tot klachten leiden.

Twee vormen

Er wordt onderscheid gemaakt tussen Crigler-Najjar syndroom type I en Crigler-Najjar syndroom type II. Mensen met type I kunnen bilirubine helemaal niet opruimen. Mensen met type II kunnen dat nog wel, maar in verminderde mate.

TypenOverervingKenmerken
Type Iautosomaal recessiefzeer hoog bilirubine gehalte
kans op kernicterus
Type IIautosomaal recessiefhoog bilirubine gehalte
minder kans op kernicterus
Twee typen van het syndroom van Crigler-Najjar

Hoe erft het over?

Het syndroom van Crigler-Najjar erft autosomaal recessief over. Dat betekent dat van beide ouders een afwijkend UGT1A1-gen moet worden geerfd om de ziekte te krijgen. De ouders zijn dan zelf ‘drager’ van het afwijkende gen. Ze hebben de ziekte zelf meestal niet omdat ze ook nog een gezonde versie van het UGT1A1-gen hebben. Bij elk kind van ouders die drager zijn is de kans 25% dat beide ouders het afwijkende gen door zullen geven en dus de ziekte zal hebben. De kans dat het kind van één van beide ouders een afwijkend gen krijgt – dus ook drager zal zijn – is 50%. De kans dat het kind twee gezonde genen doorkrijgt van de ouders is ook 25%.

Welke symptomen geeft het?

Kinderen met het syndroom van Crigler-Najjar kunnen de volgende symptomen en ziekteverschijnselen vertonen:

Mensen met Crigler-Najjar syndroom type I hebben ernstiger klachten dan mensen met Crigler-Najjar syndroom type 2.

Hoe wordt de diagnose gesteld?

Bij het vaststellen van de ziekte zijn de symptomen en bloedonderzoek van belang. De diagnose kan worden bevestigd met behulp van DNA-onderzoek. Daarbij wordt de onderliggende mutatie (afwijking) van het UGT1A1-gen aangetoond.

Bloedonderzoek

In Crigler–Najjar syndrome and Gilbert syndrome, routine liver function tests are normal, and hepatic histology usually is normal, too. No evidence for hemolysis is seen. Drug-induced cases typically regress after discontinuation of the substance. Physiological neonatal jaundice may peak at 85–170 μmol/L and decline to normal adult concentrations within two weeks. Prematurity results in higher levels.

Wat is de behandeling?

Kinderen met het syndroom van Crigler-Najjar kunnen worden behandeld met wisseltransfusies (plasmaferese), fototherapie, bepaalde geneesmiddelen en levertransplantatie. Wisseltransfusies worden direct na het vaststellen van de aandoening toegepast. Fototherapie wordt 12 uur per dag toegepast. Levertransplantatie is een curatieve behandeling voor deze aandoening.

Geneesmiddelen

Medicijnen die worden gebruikt bij de behandeling van dit syndroom zijn heemoxygenase-remmers, calciumfosfaat en calciumcarbonaat. Deze laatste twee middelen binden aan bilirubine in de darm zodat deze uitgescheiden wordt met de ontlasting. Hierdoor blijft minder bilirubine in het lichaam achter. Soms wordt het middel fenobarbital voorgeschreven.

Beloop en prognose

Voordat behandeling met fototherapie beschikbaar kwam was de prognose slecht. Kinderen overleden aan kernicterus of hielden last van ernstige klachten. Met de behandelingen die tegenwoordig beschikbaar zijn is de prognose veel beter.

Nieuwe ontwikkelingen

Het Amerikaanse bedrijf Audentes doet onderzoek naar een nieuw product tegen Crigler-Najjar syndroom. Het gaat om om zogenaamde genvervangingstherapie.

Synoniemen

ziekte van Crigler-Najjar

Engelse vertaling

Crigler–Najjar syndrome

Verder lezen / Referenties

  • JF Crigler, VA Najjar, ‘Congenital familial nonhemolytic jaundice with kernicterus; a new clinical entity’, gepubliceerd in American Journal of Diseases of Children van februari 1952; 83(2): pagina’s 259–260.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Scroll naar boven