Bijgewerkt op 12 november 2021
Wat is een scoliose?
Een scoliose is een zijwaartse kromming van de wervelkolom. Scoliose is een veel voorkomend verschijnsel. Een geringe scoliose valt vaak niet eens op. Een ernstige scoliose is direct zichtbaar en geeft vaak ook klachten. De arts kan vaak tijdens lichamelijk onderzoek zien of er sprake is van een scoliose. Met behulp van beeldvormend onderzoek is de ernst van de aandoening goed in beeld te brengen.
Oorzaken scoliose
Een scoliose kan het gevolg zijn van een beenlengteverschil. Om het beenlengteverschil te compenseren en toch rechtop te blijven staan en lopen zal automatisch een verkromming in de richting van het langere been ontstaan. Deze vorm van scoliose zal over het algemeen gecorrigeerd kunnen worden door het beenlengteverschil op te heffen. De verkromming is dan niet van blijvende aard.
Scolioses die wel blijvend zijn kunnen aangeboren zijn of na de geboorte zijn ontstaan. In het eerste geval wordt gesproken van een congenitale scoliose, in het tweede geval van een verworven scoliose. Het kan een alleenstaand probleem zijn, maar er kan ook een andere ziekte aan ten grondslag liggen. Bij ongeveer tweederde van de mensen met een blijvende scoliose zal geen onderliggende oorzaak worden gevonden. In dat geval wordt wel gesproken van een idiopathische scoliose. In de overige gevallen kan wel een reden voor de kromming van de wervelkolom worden gevonden.
Hieronder een lijst van aandoeningen waarbij een scoliose kan optreden:
Veel voorkomende oorzaken van scoliose (>500/jaar)
- beenlengteverschil – 8.550
- zijwaartse kromming van de wervelkolom (idiopathische scoliose) – 4.500
- onvolledig vergroeide wervelboog (spina bifida occulta) – 1.100
- vitamine D-tekort (vitamine D-deficiëntie) – 1.000
- syndroom van Klippel-Feil (fusie van cervicale wervels) – 750
- instabiliteit van het gewricht tussen heiligbeen en bekken (instabiliteit van het SI-gewricht) – 560
- hypermobiliteitssyndroom – 538
Zeldzame oorzaken van scoliose (1><500/jaar)
- foetaal alcoholsyndroom – 300
- ingezakte borstwervel (thoracale wervelcompressiefractuur) – 255
- syringomyelie – 176
- slijtage van de tussenwervelschijven (discusdegeneratie) – 69
- ziekte van Bechterew (spondylitis ankylopoëtica) – 51
- ziekte van Von Recklinghausen (neurofibromatose type 1) – 22
- open ruggetje (spina bifida) – 21
- Engelse ziekte (rachitis) – 19
- syndroom van Ehlers-Danlos – 19
- syndroom van Marfan – 17
- syndroom van Noonan – 15
- aangeboren wigwervel / wigvormige wervel – 13
- scoliose na bestraling – 9
- syndroom van Klippel-Trénaunay – 7
- fragiele-X-syndroom – 7
- syndroom van Rett – 6
- thoracoplastiek – 6
- primaire gegeneraliseerde dystonie – 6
- tethered cord syndroom – 6
- bestraling (radiotherapie) – 6
- syndroom van Smith-Magenis – 5
- spinale spieratrofie type II – 5
- tekort aan het enzym alfa-mannosidase (alfa-mannosidose) – 5
- basaalcelnevus syndroom – 4
- multipele epifysaire dysplasie – 4
- amnionstreng-syndroom – 4
- syndroom van Prader-Willi – 3
- halve wervel (dysplastische wervel) – 3
- syndroom van Angelman – 3
- aangeboren uitstulping aan de achterzijkant van het middenrif (congenitale hernia diafragmatica (Bochdalek hernia)) – 3
- brozebottenziekte (osteogenesis imperfecta) – 2
- brozebottenziekte type 4 (osteogenesis imperfecta type 4) – 0,7
- brozebottenziekte type 1 (osteogenesis imperfecta type 1) – 0,6
- brozebottenziekte type 3 (osteogenesis imperfecta type 3) – 0,5
- brozebottenziekte type 5 (osteogenesis imperfecta type 5) – 0,2
- brozebottenziekte type 2 (osteogenesis imperfecta type 2) – 0,1
- brozebottenziekte type 6 (osteogenesis imperfecta type 6) – 0,1
- CHARGE-syndroom – 2
- syndroom van Stickler – 2
- hyper-IgE syndroom – 2
- syndroom van Beals (distale arthrogrypose type 9) – 2
- laminectomie – 2
- syndroom van Sotos – 2
- aangeboren hypomyeliniserende neuropathie (congenitale hypomyeliniserende neuropathie) – 2
- syndroom van Mayer-Rokitansky-Küster – 2
- syndroom van Williams (idiopathische infantiele hypercalciëmie) – 1,4
- anomalie van Sprengel – 1,4
- syndroom van Aicardi – 1,3
- Kabuki syndroom – 1,2
- syndroom van Wolf-Hirschhorn – 1,2
- spierdystrofie van Becker (musculaire dystrofie van Becker) – 1,0
- nagel-patella syndroom (hereditaire onycho-osteodysplasie) – 1,0
Zeer zeldzame oorzaken van scoliose (<1/jaar)
- syndroom van Bruck – 0,9
- syndroom van De Grouchy 2 – 0,8
- syndroom van Apert – 0,5
- melorheostose – 0,5
- chiari-misvorming type I met een syrinx (chiari I malformatie met een syrinx) – 0,5
- Proteus-syndroom – 0,4
- aangeboren myasthenie (congenitale myasthenie) – 0,4
- Fanconi anemie – 0,4
- syndroom van Déjerine Sottas (hereditaire motorische en sensorische polyneuropathie type III) – 0,4
- kinderverlamming (poliomyelitis) – 0,4
- aangeboren spondyloepifysaire dysplasie (congenitale spondyloepifysaire dysplasie) – 0,4
- syndroom van Temple (maternale uniparentale disomie 14) – 0,3
- ataxie van Friedreich – 0,3
- syndroom van Sturge-Weber – 0,3
- multicore myopathie – 0,3
- metatrofische kleingroei – 0,3
- solitaire mediaan-maxillaire centrale snijtandsyndroom – 0,3
- pycnodysostose – 0,3
- syndroom van Loeys-Dietz – 0,3
- syndroom van Boyadjiev-Jabs (cranio–lenticulo–sutural dysplasia) – 0,3
- syndroom van Riley-Day (familiaire dysautonomie) – 0,2
- syndroom van Schaaf-Yang – 0,2
- central core disease – 0,2
- autosomaal recessieve myotubulaire myopathie – 0,2
- syndroom van Camurati-Engelmann (progressieve diafysaire dysplasie) – 0,2
- CLOVES syndroom – 0,2
- syndroom van Flynn-Aird – 0,2
- syndroom van Andersen-Tawil (cardiodysritmische kalium-gevoelige periodieke paralyse) – 0,1
- syndroom van Pallister-Killian (tetrasomie 12p mosaïcisme) – 0,1
- campomele dysplasie – 0,1
- syndroom van Conradi-Hünermann – 0,1
- syndroom van Nager (dysostosis arcofacialis) – 0,1
- ziekte van Ullrich (congenitale musculaire dystrofie type Ullrich) – 0,1
- ringchromosoom 18 – 0,1
- syndroom van De Grouchy 1 – 0,1
- frontometafysaire dysplasie – 0,1
- tekort aan het enzym multiple sulfatase (multiple sulfatase deficiëntie) – 0,1
- focale dermale hypoplasie – 0,1
- spierdystrofie van Duchenne (musculaire dystrofie van Duchenne) – 0,1
- gezwel van de wervelkolom (tumor van de wervelkolom) – 0,1
- syndroom van Sly (mucopolysacharidose type VII) – 0,1
- syndroom van Weaver – 0,03
- syndroom van Hajdu-Cheney – 0,03
- syndroom van Marshall-Smith – 0,02
- syndroom van Marden–Walker – 0,01
- syndroom van Perrault (XX gonodale dysgenesie met doofheid) – 0,01
Engelse term
ICD10-code
M41
Synoniemen
Andere namen voor scoliose zijn zijwaartse kromming van de wervelkolom, zijwaartse verkromming van de rug, en scoliosis.
Gepubliceerd door: Simpto.nl
Publicatiedatum: 26 mei 2016
Auteur: Erwin Douwes
Laatst bijgewerkt op: 24 oktober 2016