Bijgewerkt op 18 april 2021
Wat is pulmonale alveolaire proteïnose?
Pulmonale alveolaire proteïnose – vaak afgekort tot ‘PAP’ – is een zeldzame longziekte waarbij eiwitten zich opstapelen in en tussen de longblaasjes. Dit leidt tot klachten als kortademigheid en hoesten.
PAP is een zogenaamde ‘interstitiële longziekte’. Dat is een ziekte waarbij het ‘interstitium’ van de longen is aangetast. Het interstitium is de ruimte tussen longblaasjes (alveoli) en de bloedvaten in de longen.
Wat is de oorzaak?
Pulmonale alveolaire proteïnose wordt veroorzaakt door ophoping van eiwitten in de longen. Eén van de belangrijkste eiwitten hierbij is het zogenaamde ‘surfactans’. Ophoping van surfactans vindt plaats in het weefsel tussen longblaasjes en bloedvaten, maar ook in de longblaasjes zelf. Hierdoor wordt de opname van zuurstof vanuit de ingeademde lucht in het bloed belemmerd.
Op grond van de onderliggende oorzaak wordt pulmonale alveolaire proteïnose ingedeeld in de volgende vormen:
Primaire pulmonale alveolaire proteïnose
Deze vorm wordt ook wel ‘idiopathische pulmonale alveolaire proteïnose’ genoemd.
- Genetische PAP: er is een afwijking in het DNA die leidt tot een afwijkende GM-CSF receptor; deze vorm van de ziekte kan al op de kinderleeftijd klachten geven;
- Auto-immuun PAP: dit is bij volwassenen de meest voorkomende vorm van de ziekte; bij deze vorm maakt het lichaam antistoffen aan tegen onderdelen van het eigen lichaam. Het gaat om antistoffen tegen GM-CSF. Deze vorm is daarom een zogenaamde ‘auto-immuun ziekte’.
Secundaire pulmonale alveolaire proteïnose
Het woord ‘secundair’ betekent hier dat de aandoening bij mensen met een andere ziekte of door ingeademde stoffen. Op basis hiervan kan weer een ondervedeling worden gemaakt:
- PAP bij luchtweginfecties, zoals infecties veroorzaakt door de bacteriën Nocardia asteroides, Mycobacterium avium of Pneumocystis jiroveci;
- PAP bij leukemie (bloedkanker) of maligne lymfoom (lymfeklierkanker);
- PAP door blootstelling aan bepaalde chemische stoffen.
Hoe vaak komt het voor?
Pulmonale alveolaire proteïnose is een zeer zeldzame ziekte. Jaarlijks wordt deze aandoening in Nederland bij slechts 5-10 mensen vastgesteld. Er zijn naar schatting zo’n 50-70 mensen in Nederland met deze ziekte.
Bij wie?
Pulmonale alveolaire proteïnose komt bijna drie keer vaker voor bij mannen dan bij vrouwen. Roken heeft ook een invloed op het ontstaan van PAP. De aandoening komt ongeveer drie keer vaker voor bij rokers dan bij niet-rokers.
Welke klachten geeft het?
Mensen met pulmonale alveolaire proteïnose kunnen onderstaande symptomen hebben (in afnemende frequentie):
- hoesten
- droge hoest
- aanhoudend hoesten
- kortademigheid
- zich zwak voelen
- moeheid
- afvallen
- bolle nagels
- snel ademen
- verbreding van de vingertoppen
- veel zweten
- nachtzweten
- verminderde weerstand
- geen klachten
- blauwpaarse tong
- droge ogen
- blauwpaarse lippen
- koorts
- ophoesten van slijm
- drukkend gevoel op de borstkas
- verhoogde lichaamstemperatuur
- mager
- hoofdpijn
- zwaar gevoel op de borst
Hoe wordt de diagnose gesteld?
Het duurt vaak enige tijd voordat de diagnose wordt gesteld. Dat komt enerzijds doordat de aandoening zo zeldzaam is en anderzijds doordat de klachten niet erg kenmerkend zijn voor de ziekte. Dezelfde klachten komen immers ook voor bij aandoeningen die veel vaker voorkomen.
Lichamelijk onderzoek
Ook bij lichamelijk onderzoek kan de arts afwijkingen vinden die ook weer kunnen passen bij andere, vaker voorkomende, longaandoeningen. Zo kan met de stethoscoop vaak een verminderd ademgeruis worden waargenomen. Ook kunnen de vingertoppen verbreed (’trommelstokvingers’) en de nagels bolvormig (‘horlogeglasnagels’) zijn. De ademhaling kan versneld zijn.
Voor het stellen van de diagnose is het daarom noodzakelijk om aanvullende onderzoek te doen: longfunctieonderzoek, beeldvormend onderzoek, laboratoriumonderzoek en broncho-alveolaire lavage (BAL).
Het stellen van de diagnose gebeurt meestal door een longarts.
Longfunctieonderzoek
Bij onderzoek van de longfunctie worden vaak afwijkingen gevonden. Vaak is er sprake van een verlaagde diffusiecapaciteit. Bij gevorderde ziekte kan er sprake zijn van een zogenaamde ‘restrictieve stoornis’.
Beeldvormend onderzoek
Als een röntgenfoto van de borstkas wordt gemaakt zijn meestal afwijkingen zichtbaar die passen bij een zogenaamde interstitiële longziekte.
Meestal komt een arts op het idee van pulmonale alveolaire proteïnose als een CT-scan van de longen wordt gemaakt. Daarop is vaak een karakteristieke afwijking te zien die ‘crazy paving’ wordt genoemd. Om dit beeld te kunnen zien is het nodig om een zogenaamde ‘hoge resolutie CT-scan’ te maken. Zie afbeelding hieronder.
Antistoffen in het bloed
Verder zijn bij meer dan 90% van mensen met PAP antistoffen tegen granulocyt-macrofaag-koloniestimulerende factor (GM-CSF) aantoonbaar in het bloed. De combinatie van de afwijkingen op de CT-scan en de aanwezigheid van anti-GM-CSF-antistoffen bevestigt de diagnose ‘auto-immuun pulmonale alveolaire proteïnose’.
BAL (broncho-alveolaire lavage)
Tijdens een broncho-alveolaire lavage wordt een deel van de long gespoeld. Het spoelsel – ‘BAL vloeistof’ genaamd – wordt vervolgens afgezogen en onderzocht. Bij mensen met pulmonale alveolaire proteïnose is het spoelsel vaak wit van kleur. Dat wordt veroorzaakt door de eiwitten die in het spoelsel zitten.
De BAL-vloeistof kan vervolgens door een patholoog-anatoom onder de microscoop worden bekeken. Daarbij zijn met schuim gevulde macrofagen zichtbaar. Bij onderzoek met een elektronenmicroscoop kunnen zogenaamde ‘lamellaire lichaampjes’ worden gevonden. Deze zijn kenmerkend voor de ziekte.
Wat is de behandeling?
Mensen met pulmonale alveolaire proteïnose worden behandeld door een longarts. De longarts heeft een aantal behandelingen tot zijn/haar beschikking, namelijk longspoeling en geneesmiddelen.
Longspoeling
Pulmonale alveolaire proteïnose wordt behandeld met longspoeling (longlavage, pulmonale lavage). Hierbij wordt de patiënt onder narcose gebracht. Vervolgens wordt via een beademingsbuis steeds één long gespoeld terwijl de andere long beademd wordt. Het spoelen gebeurt met verwarmd fysiologisch zout.
Meestal zijn meerdere behandelingen nodig voor een goed resultaat. Na de behandelingen zullen de klachten meestal minder zijn. Ook afwijkingen op röntgenfoto, CT-scan en bij longfunctieonderzoek zijn vaak flink verminderd.
Recombinant GM-CSF
Een andere behandeling voor PAP is toediening van recombinant GM-CSF. GM-CSF kan als injectie onder de huid worden toegediend, of worden ingeademd met behulp van een vernevelaar.
Behandeling met de vernevelaar krijgt tegenwoordig de voorkeur. Door de GM-CSF in te ademen komt het immers direct op de plaats van bestemming, namelijk de longen.
Beloop en prognose
Het beloop van de ziekte is slecht voorspelbaar. Er zijn gevallen bekend die vanzelf beter werden. Andere blijven symptomen houden, zonder dat de aandoening verslechtert Er zijn echter ook patiënten die uiteindelijk overlijden aan de ziekte zelf, aan de onderliggende ziekte, of aan een complicatie. Complicaties die kunnen optreden zijn bijvoorbeeld infecties van de longen door bepaalde bacteriën of schimmels.
Engelse vertaling
pulmonary alveolar proteinosis
ICD10-code
J84.0
Verder lezen / Referenties
- P Huisman ea, ‘Pulmonale alveolaire proteïnose: ziekte door stapeling van surfactans en nieuwe behandeling met sargramostim‘, gepubliceerd in het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde van 28 juni 2008; 152(26): pagina’s 1450-1454.
- M Veltkamp, ‘Zeldzame oorzaak kortademigheid: ophoping van eiwitten in de long’, gepubliceerd in ILD Care Today van juni 2017; Jaargang 10(1); Nummer 19.
Synoniemen
Andere namen voor pulmonale alveolaire proteïnose zijn PAP, stapeling van eiwitten in de longblaasjes, pulmaire alveolaire proteïnose, alveolaire proteïnose, ophoping van eiwitten in de long, ophoping van eiwitten in de longen, stapeling van eiwitten in de long, stapeling van eiwitten in de longen, en proteïnose van de long.
Gepubliceerd door: Simpto.nl
Datum van publicatie: 12 juni 2017
Auteur: Erwin Douwes
Laatst bijgewerkt op: 19 juli 2020