Bijgewerkt op 5 december 2019 door Simpto.nl
Wat is het dumpingsyndroom?
Het dumpingsyndroom is een aandoening waarbij voedsel vanuit de maag te snel in de dunne darm terechtkomt. Het wordt als het ware vanuit de maag in de dunne darm ‘gedumpt’. Dit leidt tot verschillende klachten in de periode na het eten.
De aandoening komt vooral voor bij mensen die een maagverkleiningsoperatie hebben gehad. Het voedsel komt dan vrijwel direct vanuit de slokdarm in de dunne darm. De aandoening wordt ook wel ‘postgastrectomie syndroom’ genoemd. Hieronder is te zien hoe het doorgeslikte voedsel vanuit de slokdarm vrijwel direct in de dunne darm terechtkomt. De maag wordt als het ware kortgesloten.
Het dumpingsyndroom kan meestal worden behandeld door het dieet aan te passen. Soms zijn geneesmiddelen of een operatie nodig.
Welke klachten geeft het?
Bij het dumpingsyndroom kunnen de volgende klachten voorkomen:
- Buikpijn, vaak buikkrampen
- Diarree
- Misselijkheid en braken
- Vol gevoel in de buik
- Moeheid
De klachten treden meestal 15 minuten tot 2 uur na het eten op.
Het dumpingsyndroom kan ook leiden tot een verlaagd glucose gehalte in het bloed. Dit wordt ‘hypoglycemie’ genoemd. Het wordt veroorzaakt doordat het ‘dumpen’ van voedsel in de dunne darm de alvleesklier prikkelt om insuline uit te scheiden in het bloed. Insuline is een hormoon dat ervoor zorgt dat glucose vanuit het bloed wordt opgenomen in cellen. Het glucose gehalte in het bloed gaat hierdoor omlaag.
Een te laag glucose gehalte in het bloed (hypoglycemie) kan de volgende symtomen geven:
- Duizeligheid
- Licht gevoel in het hoofd, met neiging tot flauwvallen
- Zich slap voelen
- Trillende handen
- Hartkloppingen
- Zweten
De klachten van hypoglycemie treden meestal 1-3 uur na de maaltijd op.
Wat is de oorzaak?
Het dumpingsyndroom komt vooral voor bij mensen die een operatie hebben gehad waarbij de sluitspier aan het einde van de maag (pylorus) is verwijderd. De pylorus zorgt er namelijk voor dat de voedselbrij in de maag beetje bij beetje wordt afgegeven aan de dunne darm. Daarmee wordt dus juist voorkomen dat maaginhoud in de dunne darm wordt ‘gedumpt’.
Operaties waarbij de pylorus wordt verwijderd zijn maagverkleiningsoperaties, maar bijvoorbeeld ook de operatie volgens Billroth en de operatie volgens Whipple. Deze operaties leiden dus tot een situatie waarbij voedselbrij vanuit de slokdarm (vrijwel) direct in de dunne darm terechtkomt.
Het nauwelijks verteerde voedsel trekt in de dunne darm water aan. Hierdoor neemt het volume van de voedselbrij in korte tijd sterk toe. De wand van de dunne darm rekt hierdoor uit. Door het toegenomen volume van de voedselbrij en de rek op de dunnedarmwand ontstaan vrij snel na het eten klachten. Dit wordt ook wel ‘vroeg dumpingsyndroom’ genoemd.
Na enige tijd – meestal 1-3 uur na de maaltijd – kan ook een zogenaamd ‘laat dumpingsyndroom’ optreden. Dit wordt veroorzaakt doordat koolhydraten in de dunne darm de uitscheiding van insuline door de alvleesklier stimuleren. Insuline zorgt ervoor dat glucose vanuit het bloed wordt opgenomen in de cellen. Het glucose gehalte in het bloed gaat hierdoor omlaag. Het gevolg is klachten als duizeligheid, licht gevoel in het hoofd, trillen en hartkloppingen.
Hoe wordt de diagnose gesteld?
Artsen die vaker mensen met dumpingsyndroom zien en behandelen kunnen de diagnose stellen op grond van de klachten, die optreden bij iemand die een maagoperatie gehad heeft. Het vinden van een laag glucose gehalte in het bloed (hypoglycemie) ondersteunt de diagnose.
Het is ook mogelijk om de aandoening aan te tonen met beeldvormend onderzoek. Ten eerste kan dat met een slikfoto. Hierbij wordt contrastmiddel doorgeslikt, namelijk bariumpap. Vervolgens worden meerdere röntgenfoto’s op rij gemaakt, of een röntgenvideo (doorlichting). Hierop is te zien dat het contrastmiddel vanuit de maag te snel in de dunne darm terechtkomt.
Een andere beeldvormende techniek om het dumpingsyndroom vast te stellen is scintigrafie. Hierbij wordt ook bariumpap geslikt. Alleen is aan het barium een kleine hoeveelheid radioactief materiaal vastgemaakt. Hierdoor kan de bariumpap goed in beeld worden gebracht met een speciale camera. Op het scintigram kan worden afgebeeld wanneer het radioactieve materiaal in de maag zit, en wanneer in de dunne darm. Zo kan worden vastgesteld of de passage van maag naar dunne darm te snel gaat.
Om andere oorzaken van de klachten uit te sluiten kan de arts besluiten om nog andere onderzoeken aan te vragen.
Wat is de behandeling?
Het dumpingsyndroom wordt behandeld door aanpassingen van het dieet, namelijk:
- Vermijden van voedingsmiddelen die de klachten veroorzaken; meestal zijn dit voedingsmiddelen die veel suikers (koolhydraten) bevatten; een koolhydraatarm dieet helpt daarom bij veel patiënten de klachten te verminderen;
- Vermijden van grote maaltijden. Daarvoor in de plaats meerdere kleine maaltijden op een dag gebruiken;
- Niet of slechts weinig drinken tijdens de maaltijd.
Als dieetmaatregelen niet of onvoldoende helpen kan de arts besluiten geneesmiddelen voor te schrijven. Geneesmiddelen die kunnen helpen om de verschillende klachten te verlichten zijn octreotide, betablokkers, colestyramine en protonpompremmers (bijv. omeprazol).
Als geneesmiddelen niet of onvoldoende helpen kan de patiënt worden voorgedragen voor een operatie. De chirurg zal dan beoordelen of een operatie zinvol is.
Engelse vertaling
dumping syndrome, gastric dumping syndrome
Duitse vertaling
Dumping-Syndrom
ICD10-code
K91.1
Synoniemen van dumpingsyndroom zijn dumping-syndroom en postgastrectomiesyndroom.
Gepubliceerd door: Simpto.nl
Datum van publicatie: 28 juni 2017
Auteur: Erwin Douwes
Laatst bijgewerkt op: 28 juni 2017