Epoëtine-alfa

Wat is epoëtine-alfa?

Epoëtine-alfa is een geneesmiddel tegen bepaalde vormen van bloedarmoede (anemie). Het middel is een kopie van het hormoon erytropoëtine. Erytropoëtine zorgt in ons lichaam voor de aanmaak van rode bloedcellen. Epoëtine-alfa wordt daarom gebruikt voor de behandeling van bloedarmoede door een tekort aan erytropoëtine. Omdat erytropoëtine wordt aangemaakt in de nieren komt deze vorm van bloedarmoede vooral voor bij mensen met nierziekten. Daarnaast wordt epoëtine-alfa ook gebruikt voor de behandeling van bloedarmoede door gebruik van antikankermiddelen (chemotherapie).

Epoëtine-alfa werd in 1992 op de markt gebracht door Amgen onder de merknaam Epogen. Later zijn andere fabrikanten het middel ook gaan maken. Epoëtine-alfa wordt momenteel in Nederland verkocht onder de merknamen Abseamed, Binocrit en Eprex.

Eprex injectiespuit met epoëtine-alfa
Eprex injectiespuit

Hoe wordt het gemaakt?

Het hormoon erytropoëtine is een eiwit. Het wordt nagemaakt met behulp van biotechnologie. Dat betekent dat het gen (stukje DNA) dat verantwoordelijk is voor de productie van erytropoëtine bij mensen in het DNA van dierlijke cellen wordt gezet. Dit wordt recombinant-DNA techniek genoemd. De dierlijke cellen die nu menselijk erytropoëtine kunnen produceren worden gekweekt. In grote ketels gaan de gekweekte cellen vervolgens erytropoëtine maken. Omdat deze erytropoëtine wordt gemaakt met behulp van recombinant-DNA techniek wordt het recombinant humaan erytropoëtine genoemd. Of kortweg rhEPO. Er is afgesproken dat erytropoëtine die langs biotechnologische weg wordt geproduceerd epoëtine wordt genoemd.

Voor de productie van epoëtine-alfa wordt gebruik gemaakt van cellen uit de eierstok van de Chinese hamster.

eierstokcellen van de Chinese hamster worden gebruikt voor de productie van epoëtine-alfa
eierstokcellen van de Chinese hamster worden gebruikt voor de productie van epoëtine-alfa

Hoe werkt epoëtine-alfa?

Epoëtine-alfa werkt op dezelfde manier als het hormoon erytropoëtine. Het middel bindt zich aan voorlopercellen van rode bloedcellen. Deze voorlopercellen zitten in het beenmerg. Op de celmembraan van de voorlopercellen zitten zogenaamde receptoren. Receptoren kunnen stofjes van buiten de cel aan zich binden. De receptoren die epoëtine-alfa binden zijn dezelfde die erytropoëtine binden. Ze worden erytropoëtine-receptoren genoemd.

erytropoëtine-receptoren

Zodra epoëtine-alfa aan de receptoren bindt komen in de cel allerlei processen op gang. Deze processen zorgen ervoor dat de betreffende voorlopercel (1) langer overleeft, en (2) zich sneller gaat ontwikkelen tot rode bloedcel. Ze gaan vervolgens vanuit het beenmerg naar het bloed. Op deze manier zorgt epoëtine-alfa ervoor dat meer rode bloedcellen in het bloed beschikbaar komen.

Hoe wordt het toegediend?

Epoëtine-alfa is een eiwit. Eiwitten die wij innemen, bijvoorbeeld als voedsel, worden in de maag en dunne darm afgebroken tot aminozuren. Datzelfde zou ook gebeuren met epoëtine-alfa als het via de mond zou worden ingenomen. Daarom wordt het middel niet als tablet of capsule toegediend, maar via een injectie.

De meeste producten die epoëtine-alfa bevatten worden geleverd in kant-en-klare wegwerpspuiten. Het middel wordt onder de huid toegediend. Dit wordt subcutane injectie genoemd.

Epoëtine-alfa - subcutane injectie
subcutane injectie

In het ziekenhuis wordt epoëtine-alfa soms ook direct via een infuus in het bloed toegediend. En bij patiënten die nierdialyse krijgen wordt het middel ook wel direct in de dialyselijn ingespoten.

Bij welke aandoeningen wordt het gebruikt?

Epoëtine-alfa wordt gebruikt bij de volgende aandoeningen en omstandigheden:

Bloedarmoede bij nierfalen

Mensen met slecht werkende nieren (nierfalen) maken te weinig erytropoëtine aan. Het gevolg is dat er onvoldoende rode bloedcellen in het beenmerg worden aangemaakt. Door epoëtine-alfa te geven gaat het aantal rode bloedcellen in het bloed omhoog.

Mensen met nierfalen krijgen vaak hemodialyse (nierspoelen) als behandeling. Tijdens deze behandeling wordt het bloed gezuiverd van afvalstoffen. Dit gaat via een dialyselijn die direct in de bloedbaan wordt geplaatst. Epoëtine-alfa kan via deze dialyselijn direct in het bloed worden toegediend.

Bloedarmoede door chemotherapie

Mensen die kanker hebben worden vaak behandeld met chemotherapie (antikankermiddelen). Deze middelen vernietigen snel delende kankercellen. Als bijwerking hebben deze middelen echter dat ze ook andere snel delende cellen, zoals bloedcellen, kunnen vernietigen. Mensen die met chemotherapie worden behandeld hebben daardoor vaak een tekort aan bloedcellen. Bij een tekort aan rode bloedcellen (erytrocyten) ontstaat bloedarmoede (anemie).

Om het tekort aan rode bloedcellen aan te vullen worden vaak bloedtransfusies gegeven. Door epoëtine-alfa toe te dienen zal de hoeveelheid rode bloedcellen in het bloed sneller herstellen. De behoefte aan bloedtransfusies neemt daardoor af. Epoëtine-alfa wordt in de praktijk vooral toegediend aan mensen met vormen van kanker waarbij vaak bloedtransfusies nodig zijn. Voorbeelden van dergelijke vormen van kanker zijn lymfeklierkanker (maligne lymfoom) en de ziekte van Kahler (multipel myeloom).

Verrijken van bloed voor operaties

Epoëtine-alfa wordt soms gebruikt als voorbereiding op operaties. Tijdens operaties zal bloedverlies plaatsvinden. Mensen die voor de operatie al bloedarmoede hebben mogen tijdens de operatie niet te veel bloed verliezen. Om het risico op bloedverlies te beperken kan vóór de operatie epoëtine-alfa worden gegeven. Het aantal rode bloedcellen in het bloed zal dan stijgen, en de bloedarmoede afnemen. Patiënten zijn dan beter voorbereid op de operatie.

Verrijken van bloed voor bloedafname

Mensen die een grote operatie ondergaan lopen het risico tijdens de operatie veel bloed te verliezen. Het gaat dan bijvoorbeeld om operaties waarbij een gewricht vervangen wordt (heupvervangingsoperatie, knievervangingsoperatie).

Om bloedverlies bij dit soort grote operaties te behandelen worden dan bloedtransfusies gegeven. Deze bloedtransfusies bevatten bloed dat door bloeddonoren is afgestaan. Het nadeel hiervan is dat bloed van anderen – zogenaamd allogeen bloed – nooit helemaal hetzelfde is als het eigen bloed. Het afweersysteem van het lichaam kan zich tegen dit allogene bloed keren. Dit kan tot zogenaamde transfusiereacties leiden.

Om het risico op transfusiereacties te vermijden wordt tegenwoordig vaak het bloed van de patiënt zelf gebruikt voor bloedtransfusies. Dat betekent dat vóór de operatie bloed bij de patiënt wordt afgenomen. Dit wordt bewaard en kan tijdens de operatie toegediend worden als veel bloedverlies optreedt. Zo krijgt de patiënt het eigen bloed toegediend. Dit wordt autoloog bloed genoemd. Een bloedtransfusie met autoloog bloed heet autologe bloedtransfusie.

bloedtransfusie na opwerken bloed met epoëtine-alfa
bloedtransfusie

Wat is het verschil met andere epoëtines?

Er zijn verschillende producten beschikbaar die epoëtine bevatten. De producten verschillen onderling met betrekking tot (1) de aminozuren waaruit ze zijn opgebouwd, en (2) de hoeveelheid suikerketens die aan het eiwit vastzitten. Op grond van deze verschillen wordt onderscheid gemaakt tussen epoëtine-alfa, epoëtine-beta, epoëtine-gamma, epoëtine-zeta, en darbepoëtine-alfa.

Welke bijwerkingen zijn er?

Hoewel epoëtine-alfa een stof is die ook in ons lichaam voorkomt (als erytropoëtine) kan het toch bijwerkingen geven.

De volgende bijwerkingen kunnen voorkomen:

Welke complicaties kunnen optreden?

Epoëtine-alfa verhoogt het aantal rode bloedcellen in het bloed. Bij sommige patiënten kan dat leiden tot te veel rode bloedcellen in het bloed. Te veel rode bloedcellen leidt tot verdikking van het bloed. Hierdoor neemt de stroperigheid (viscositeit) van het bloed toe. Hoe dikker het bloed wordt des te minder goed het door de bloedvaten stroomt. De kans op het ontstaan van bloedstolsels in bloedvaten neemt hierdoor toe.

Het ontstaan van bloedstolsels in bloedvaten wordt trombose genoemd. Een bloedstolsel in een bloedvat heet trombus. Als een dergelijke trombus los schiet wordt het met de bloedstroom meegevoerd. Het stolsel kan dan vastlopen in bepaalde organen, bijvoorbeeld de longen of de hersenen. Het losschieten en vastlopen van een trombus (stolsel) wordt embolie genoemd. Overmatig gebruik van epoëtine-alfa kan zo leiden tot longembolie of hersenembolie.

De onderstaande complicaties kunnen voorkomen bij gebruik van epoëtine-alfa. Deze complicaties komen gelukkig zelden voor.

Gebruik tijdens zwangerschap

Uit onderzoek bij dieren is gebleken dat toediening van hoge doseringen epoëtine-alfa kunnen leiden tot afwijkingen bij de ongeboren vrucht (foetus). Omdat dit niet getest is bij zwangere vrouwen weten we niet of dit bij mensen ook het geval is. Daarom wordt geadviseerd om het middel niet te gebruiken tijdens zwangerschap, tenzij de verwachte voordelen voor de moeder opwegen tegen de eventuele nadelige werking op het ongeboren kind.

Gebruik tijdens het geven van borstvoeding

Het is niet bekend of epoëtine-alfa wordt uitgescheiden in moedermelk. Daarom weten we niet of het zogende kind het middel binnenkrijgt. Voor de zekerheid wordt daarom geadviseerd om het middel niet te gebruiken als je borstvoeding geeft, tenzij de verwachte voordelen voor de moeder opwegen tegen de eventuele nadelen voor het kind.

Welke contra-indicaties zijn er?

Er zijn een aantal omstandigheden waaronder epoëtine-alfa niet gebruikt mag worden. Dit worden absolute contra-indicaties genoemd.

Het middel mag niet gebruikt worden door mensen die hoge bloeddruk (hypertensie) hebben die niet behandeld wordt.

Verder mag het middel niet worden gegeven aan mensen die een operatie ondergaan maar om een of andere reden geen antistollingsmiddelen mogen of kunnen gebruiken. Normaal gesproken krijgen mensen die een grote operatie ondergaan heparine-achtige middelen toegediend om te voorkomen dat ze trombose krijgen. Dit wordt trombose-profylaxe genoemd. Omdat het risico op trombose bij gebruik van epoëtine-alfa extra verhoogd is mag dit middel niet worden gegeven aan mensen die deze trombose-profylaxe niet kunnen of mogen krijgen.

Een zeldzame bijwerking van erytopoëse-stimulerende middellen is erytrocytaire aplasie. Mensen die dit na een eerdere behandeling met dergelijke middelen hebben gehad mogen ook geen epoëtine-alfa krijgen. De kans is dan namelijk groot dat ze het opnieuw krijgen.

Contra-indicaties bij gebruik ter verrijking van bloed voor grote operaties

Vanwege de verhoogde kans op het ontstaan van stolsels in bloedvaten (trombose, embolie) met als gevolg vernauwing van de bloedvaten mag het middel niet worden gebruikt bij de volgende aandoeningen:

Epoëtine-alfa als dopingmiddel

Doordat epoëtine-alfa het aantal rode bloedcellen verhoogt verbetert het de zuurstofvoorziening naar organen en weefsels. Dat geldt ook voor de zuurstofvoorziening naar de spieren. De spieren zullen daardoor bij inspanning minder snel verzuren. Om deze reden wordt epoëtine-alfa ook gebruikt als doping. Het wordt vooral gebruikt door duursporters (marathonlopers, wielrenners, langlaufers). In de sport worden producten die epoëtine bevatten vaak ‘EPO’ genoemd. Gebruik van EPO is een vorm van bloeddoping.

gebruik van epoëtine-alfa (EPO) door lange afstandlopers

Net als bij andere epoëtine-bevattende producten leidt gebruik van epoëtine-alfa tot een stijging van het aantal rode bloedcellen in het bloed. Dit kan worden gemeten door de hoeveelheid rode bloedcellen te bepalen als percentage van het totale bloedvolume. Dit wordt het hematocriet (Ht) genoemd. Een verhoging van de hematocriet-waarde kan dus wijzen op gebruik van epoëtine-alfa.

Tegenwoordig is het mogelijk om met bloedonderzoek te bepalen of iemand EPO heeft gebruikt. EPO dat als doping wordt toegediend vertoont namelijk kleine verschillen ten opzichte van het lichaamseigen erytropoëtine. In gespecialiseerde laboratoria kunnen die verschillen worden gemeten.

Engelse vertaling

epoetin alfa

Synoniemen voor epoëtine-alfa zijn epoëtine alfa, epoëtine alpha en epoëtine α.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Scroll naar boven